Aerodraco Status: Uitgestorven Fossiel voorkomen: Krijt | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||
Aerodraco Holgado & Pêgas, 2020 | |||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||
Pterodactylus sedgwickii | |||||||||||||
|
Aerodraco is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs, behorende tot de Pterodactyloidea, dat leefde tijdens het Vroeg-Krijt in het gebied van het huidige Engeland.
Een Pterodactylus sedgwickii werd in 1859 door Richard Owen benoemd op grond van holotype CAMSM B54422, het voorste deel van een snuit uit de Cambridge Greensand, gevonden in Cambridgeshire. De soortaanduiding eert Adam Sedgwick. Owen wees nog zeven verdere snuiten toe. De soort werd in 1869 door Seeley hernoemd tot een Ptenodactylus sedgwickii en in 1870 tot een Ornithocheirus sedgwickii. In 1874 maakte Owen zelf er een Coloborhynchus sedgwickii van. Owen wees in 1859 onder andere een stuk voorste onderkaak aan de soort toe, specimen CAMSM B54421. Deze hoort niet direct bij de bovenkaak en er is verder geen enkele aanwijzing dat het fragment iets met Pterodactylus sedgwickii te doen heeft. Meestal werd de soort als deel van Ornithocheirus gezien maar David Unwin bracht hem in 2001 weer bij Coloborhynchus onder.
Taissa Rodrigues en Alexander Kellner, de toewijzing aan Coloborhynchus in 2008 verwerpend, hernoemden in 2013 Pterodactylus sedgwickii Owen 1859 tot een Camposipterus(?) sedgwickii en Ornithocheirus colorhinus Seeley 1870 tot een Camposipterus(?) colorhinus. Van deze twee verdere soorten was men niet heel zeker dat ze bij Camposipterus hoorden, vandaar de voorlopige toewijzing uitgedrukt door een vraagteken.
In 2020 benoemden Borja Holgado en Rodrigo Pêgas een apart geslacht Aerodraco. De geslachtsnaam is een combinatie van het Grieks aer, 'lucht' en het Latijn draco, 'draak'. De naam is een verwijzing naar Seeley's boek Dragons of the Air.
De Cambridge Greensand stamt uit het Cenomanien maar bestaat uit sedimenten herwerkt uit het Albien. Het holotype bestaat uit een voorste snuit die de eerste tot en met zevende tandkas omvat.
Het stuk snuit is een zes centimeter lang, wat wijst op een middelgrote omvang.
In 2020 werd een verbeterde diagnose gegeven. Die bestond uit een reeks onderscheidende kenmerken. Het gaat om autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. De voorste verbreding van de snuit eindigt abrupt achter het derde paar tandkassen. De middenrichel op het verhemelte wordt begrensd door twee rijen gepaarde foramina, openingen voor de aders en zenuwen. Het derde paar tandkassen is, in verhouding tot het vierde paar, groter dan bij enig andere coloborhynchine.
In zijaanzicht is de snuit afgerond maar in 2020 werd erop gewezen dat de kaakranden van onderen bezien recht zijn. Vaak is gesteld dat een snuitkam ontbreekt maar de bovenkant van het fossiel is beschadigd en loopt dun naar boven uit zodat in 2020 geconcludeerd werd dat een kam toch aanwezig was.
Aerodraco werd in 2020 in de Coloborhynchinae geplaatst, als meest basale soort van die klade.
Literatuur