Lodewijk (Lou) Lichtveld, die later vooral onder zijn pseudoniem Albert Helman bekend zou worden, was afkomstig uit de gekleurde elite van Suriname en was gedeeltelijk van Karibischindiaanse afkomst. Hij kwam als jongen van twaalf naar Nederland om aan het Limburgse internaat Rolduc van het Klein Seminarie te Roermond de priesteropleiding te gaan volgen, maar hield hier al spoedig mee op en ging teruggekeerd in Suriname een muziekopleiding volgen, waarna hij werkzaam was als organist en componist. In 1922 kwam hij weer naar Nederland, waar hij de kweekschool volgde en daarna musicologie studeerde. Hierna werd hij journalist en muziekrecensent en sloot zich aan bij een groep jonge katholieken rond het tijdschrift De Gemeenschap, waar hij van 1925-1931 redacteur van was. Later zou hij zich echter van de kerk afkeren. Zijn biografie van de peetvader van de 'jong-katholieken', de monnik Pieter van der Meer de Walcheren, vormt enerzijds een verantwoording van de verschillende wegen die zij gingen, maar is tegelijkertijd een getuigenis dat dit vriendschap niet in de weg hoeft te staan. "Vriendschap overbrugde onze verschillen in levensopvatting, of misschien waren deze opvattingen, ontdaan van formuleringen, codes en hun praktische implicaties, in wezen niet eens zo verschillend".
Als auteur debuteerde hij in 1926 met Zuid-Zuid-West, een roman over Suriname en de verwaarlozing en uitbuiting ervan door de Nederlandse kolonisator, gevolgd door een vergelijkbaar boek qua thema, de Stille Plantage. Vele andere romans, essays en gedichten zouden volgen. Ook hield hij zich bezig met film. Zo schreef hij o.a. de muziek voor Regen (1929) van Joris Ivens. In 1932 ging Helman in Spanje wonen. Hij vocht aan republikeinse zijde mee in de Spaanse Burgeroorlog. Voor de kranten NRC en de Groene Amsterdammer schreef hij verslagen over de overlevingsstrijd van de republiek tegen de nationalistische fascisten van generaal Francisco Franco. In 1937 ontvluchtte Helman het land, nadat hij vanwege zijn artikelen zwaar was geïntimideerd. Via Frankrijk bereikte hij Nederland, vanwaar hij naar Mexico vertrok. In 1939 keerde hij terug in Nederland. Hier trok hij zich het lot van de Joodse vluchtelingen aan die vanuit Duitsland naar Nederland kwamen. In opdracht van het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen schreef hij het boek Millioenen-leed.
Helman dook aan het begin van de oorlog onder (bij Nico Donkersloot), omdat hij zo bekend was als antifascist dat hij niet langer in het openbaar kon verschijnen. Actief in het verzet vervalste hij persoonsbewijzen, publiceerde verzetsverzen en protesteerde bij rijkscommissaris Seyss-Inquart tegen de oprichting van de zogenaamde Kultuurkamer waar kunstenaars lid van moesten worden. Hij schreef in het illegale blad Vrije Kunstenaar en werd, nadat beeldhouwer en verzetsman Gerrit van der Veen in 1944 opgepakt was, diens opvolger in de redactie. In oorlogstijd gebruikte hij veel pseudoniemen als Joost van den Vondel, Friedrich W. Nietzsche, Hypertonides en Nico Slob. Hij was lid van de Grote Raad van de Illegaliteit en het Noodparlement[2]
In 1949 keerde hij terug naar Suriname waar hij landsminister van Onderwijs en Volksontwikkeling en tevens landsminister van Volksgezondheid werd. In deze tijd raakte hij verzeild in de zogenaamde Hospitaalkwestie, die uiteindelijk in januari 1951 tot zijn politieke val leidde. Later vervulde hij tal van functies, onder meer voorzitter van de Rekenkamer van Suriname en directeur van het Bureau Volkslectuur. In 1961 werd hij als Gevolmachtigd Minister verbonden aan de Nederlandse ambassade in Washington en opgenomen in de delegatie van het Koninkrijk bij de Verenigde Naties, specifiek ter behartiging van de Surinaamse belangen. Na zijn pensionering vestigde hij zich op Tobago, en later in het Italiaanse Airole en ten slotte in Amsterdam-Buitenveldert, alwaar hij op 92-jarige leeftijd overleed. De laatste jaren van zijn leven was hij nagenoeg blind. Hij bleef tot op hoge leeftijd schrijven. In zijn werk neemt het land Suriname een belangrijke plaats in, hoewel hij zich altijd nadrukkelijk als kosmopoliet heeft opgesteld.
Lichtveld trouwde op 20 juli 1927 met Leni Mengelberg (1903-1984).[3][4] Zij kregen drie kinderen: Cecilia (1928-2018), Noni (1929-2017) en Peter Lichtveld (1930-2010).[5] De verhuizing naar Barcelona in 1932 had als voordeel dat het er goedkoper wonen was, want er konden groenten verbouwd worden.[6] Om extra inkomsten te genereren schreven ze onder het gemeenschappelijk pseudoniem Marion Bekker kookboeken.[7] Lichtveld had voor zover bekend twee buitenechtelijke relaties tijdens dit huwelijk,[8] dat in 1937 eindigde in een echtscheiding.[9][10]
Zijn broer Frans Lichtveld (1907-1991) was ook minister. Zijn zus Agnes Lichtveld (1913-1996) was de moeder van musicus en theatermaker Lodewijk de Boer (1937-2004). Zijn vrouw was een nicht (oomzegger) van de dirigent Willem Mengelberg (1871-1951).
Vijf door Lichtveld gecomponeerde canons op teksten van Paul van Ostaijen zijn door Jop Pollmann opgenomen in zijn volksliedbundelHet Lachende Water (Den Haag 1935); een eenstemmig lied 'Dat scoonste kint' kreeg een plaats in de 17e druk van de door Jop Pollmann en Piet Tiggers samengestelde verzameling liederen en canons Nederlands volkslied (Haarlem 1971).
Een gedetailleerde oeuvrecatalogus is te vinden bij Tobias Bröker.[15]
Donselaar, Jan van: Het prachtige binnenland? - het beruchte oerwoud: Albert Helman over de natuur, in: OSO 1995, 14(1), 53-65
Doorne, Kees van: Dyeme fu Sranan: Albert Helmans Sranan-poëzie, in: OSO 1995, 14(1): 43-53
Huygens, G.W.: Albert Helman, in: De Nederlandse en Vlaamse auteurs. Van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Ed. G. J. van Bork en P. J. Verkruijsse. De Haan, Weesp 1985
Kempen, Michiel van: Albert Helman. In: Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige Literatuur, afl. 71, november 1988 (met uitvoerige primaire en secundaire bibliografie)
Kempen, Michiel van: De creatieve contestatie van een gladde aap: 'Mijn aap lacht' van Albert Helman, in: OSO 1995, 14(1), 8-22
Kempen, Michiel van: Kijk vreesloos in de spiegel; Albert Helman 1903-1996; Notities, nota's, noteringen. In de Knipscheer, Haarlem 1998
Kempen, Michiel van: Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. De Geus, Breda 2003 (2 delen)
Kempen, Michiel van, Rusteloos en overal; Het leven van Albert Helman. In de Knipscheer, Haarlem 2016. (uitvoerige biografie)
Lionarons, Wilfred: Heimwee en Helman, in: OSO 1995 14(1), 65-71
Martinus, Frank: Albert Helman, de eenzame jager. Cahier van het Instituut voor de Opleiding van Leraren, Paramaribo 1977
Tony van Verre ontmoet Albert Helman. Uit het leven van een dwarsliggende indiaan. De Gooise Uitgeverij, Bussum 1980
Neck Yoder, H. van: Colonialism and the Author: Albert Helmans 'Hoofden van de Oayapok!', in: OSO 1988, 7(1), 21-30
Ramsoedh, Hans: Albert Helman: Een inleiding, in: OSO 1995, 14(1), 5-8
Ramsoedh, Hans: Helmans politieke kruistochten, in: OSO 1995, 14(1), 22-37
Ramsoedh, Hans: In memoriam Albert Helman, in: OSO 1996, 15(2), 202-205
Rutgers, G.W.: De Indiaan in Albert Helman, in: OSO 1993, 12(2), 161-167
Scholten, Harry: Aspecten van het tijdschrift De Gemeenschap, Baarn 1978. (Onder meer pag. 260-263)
Waltmans, Henk: Over Albert Helman als katholieke jongere, in: OSO 1998, 17(2), 169-180