Albertadromeus

Albertadromeus
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Superorde:Dinosauria (Dinosauriërs)
Orde:Ornithischia
Onderorde:Cerapoda
Infraorde:Ornithopoda
Familie:Thescelosauridae
Onderfamilie:Orodrominae
Geslacht
Albertadromeus
Brown et al., 2013
Typesoort
Albertadromeus syntarsus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Dinosauriërs

Albertadromeus is een geslacht van plantenetende ornithischische dinosauriërs, behorend tot de Euornithopoda, dat tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika. De enige benoemde soort is Albertadromeus syntarsus.

Vondst en naamgeving

[bewerken | brontekst bewerken]

In 2009 werd in het Pinhorn Provincial Grazing Reserve ten zuiden van de Canal Creek in Alberta, Canada het skelet gevonden van een kleine dinosauriër. De vondst werd gedaan in het kader van een project om de diversiteit van kleine dinosauriërsoorten te onderzoeken. Uit oudere lagen van de Oldmanformatie werd vanaf 2008 een groot aantal fragmentarische resten gevonden die werden toegewezen aan een nog onbenoemd lid van een nieuw te onderscheiden deelgroep Orodrominae. Het skelet uit 2009 bleek echter van een ander taxon te zijn en er werd besloten dit als eerste te benoemen.

In 2013 werd de typesoort Albertadromeus syntarsus benoemd en beschreven door Caleb Marshall Brown, David Evans, Michael Ryan en Anthony Russell. De geslachtsnaam is een combinatie van de naam van de Canadese provincie Alberta met een Oudgrieks δρομεύς, dromeus, "renner", een verwijzing naar de rennende levenswijze. De soortaanduiding betekent "vergroeide enkel" maar verwijst enigszins verwarrend naar de vergroeiing, niet van een van de enkelbeenderen, maar van het de enkel juist niet rakende kuitbeen met het scheenbeen.

Het holotype, TMP 2009.037.0044, is gevonden in een laag van de bovenste Oldmanformatie die dateert uit het Campanien en ongeveer 76 miljoen jaar oud is. Het bestaat uit een fragmentarisch skelet zonder schedel. Bewaard zijn gebleven: een nekrib, twee losse ruggenwervels, een staartwervel, verbeende pezen, een linkerscheenbeen met linkerkuitbeen, en rechterkuitbeen en stukken van een middenvoetsbeen en een klauw. De preservering van de fossielen is matig.

Grootte en onderscheidende kenmrken

[bewerken | brontekst bewerken]

Albertadromeus is een kleine tweevoeter. De lichaamslengte is geschat op 1,6 meter.

De beschrijvers wisten drie onderscheidende kenmerken vast te stellen die op zich niet uniek zijn maar wel in combinatie. Het kuitbeen is over het onderste derde deel van de lengte gereduceerd tot een beenplaat, versmolten met de voorste buitenzijde van het scheenbeen. Dit kenmerk is uniek in de Euornithopoda maar komt wel voor bij de Heterodontosauridae. Aan de bovenkant van het scheenbeen is de buitenste cotyle sterk tweelobbig, een kenmerk dat gedeeld wordt met Changchunsaurus, Eocursor, Hypsilophodon, Jeholosaurus, Lesothosaurus, Orodromeus, Oryctodromeus en Stormbergia. Op de bovenkant van het scheenbeen is de crista cnemialis schuin naar voren en boven gericht in plaats van schuin naar bezijden, zodat het bovenvlak van het scheenbeen naar achteren afloopt.

De nekrib, waarvan de positie niet kan worden vastgesteld, is overdwars afgeplat met een dikke richel op de buitenzijde die overgaat in een dunne beenplaat zodat het element een P-vormige doorsnede heeft.

De ruggenwervels, waarvan er twee aaneengesloten uit een tamelijk achteraan liggend deel van de rug stammen, zijn licht amficoel, met holle uiteinden van de centra, langer (zestien millimeter centrumlengte) dan hoog (veertien millimeter), iets hoger dan breed en spoelvormig. De achterste wervel uit de reeks van twee die bewaard is gebleven heeft een foramen in de bovenste zijkant. De wervelbogen zijn bijna even lang als de wervellichamen. De doornuitsteeksels zijn overdwars zeer dun met een dikte van maar één millimeter maar hun bovenrand is bollend verdikt. In zijaanzicht bevinden ze zich recht boven de wervellichamen en hebben een vierkant profiel met afgeronde hoeken. Hun voorrand is vrij scherp; de eveneens dunne achterrand is door een diepe insnijding verdeeld in een linker- en rechterhelft. De gewrichtsuitsteeksels hebben eenvoudige schuin staande facetten. Op deze ruggenwervels liggen talrijke verbeende pezen met een ovale doorsnede en lengtegroeven op de buitenkant.

Het stuk staartwervel, bestaande uit een wervellichaam, laat een diepe langwerpige groeve in de bovenkant daarvan zien.

Het nauwe en langwerpige scheenbeen heeft een lengte van 157 millimeter. De schacht ervan is recht in zijaanzicht maar van voren bezien licht golvend. De bovenkant heeft een grote crista cnemialis die naar voren, buiten en boven uitsteekt. De kam maakt een hoek van 20° met het horizontale vlak; bij sommige verwanten, zoals Orodromeus, loopt de bovenkant daarentegen horizontaal. De schacht is bovenaan en onderaan ovaal in doorsnede; het middengedeelte heeft een driehoekige doorsnede met een punt naar binnen gericht. Van de onderste gewrichtsknobbels is de buitenste uitstekend en tweelobbig, anders dan bij heterosaurodontiden. De binnenste knobbel is ongeveer even groot en enkelvoudig, niet naar achteren uitstekend als bij Fruitadens. De buitenwand van het bot is erg dik ten opzicht van het meer sponsachtige binnendeel. Dit lijkt juist wel op de situatie bij Fruitadens en benadert meer de toestand van de Theropoda dan die van de Ornithischia.

De bovenkant van het kuitbeen ligt vrij van het scheenbeen maar het onderste derde deel is eraan vastgegroeid. Het raakvlak komt overeen met de puntige kam op de binnenzijde van het scheenbeen. Bovenaan is het kuitbeen overdwars afgeplat en het bovenvlak loopt naar achteren af. De buitenkant van de kop is hol, de binnenkant bol. De bovenste schacht heeft een D-vormige doorsnede met de bolle kant naar buiten gericht. Meer naar beneden raakt de schacht van voor naar achter afgeplat waardoor zij kan aansluiten bij het voorvlak van de kam op het scheenbeen, welke aansluiting geleidelijk overgaat in een vergroeiing. Daarbij verengt het kuitbeen tot een zeer dunne beenplaat. Volgens de beschrijvers is dit de normale toestand en wijst niets op een ziekte.

De enkele gevonden klauw is recht en van boven naar beneden afgeplat met een bolle bovenkant en een rechte onderkant. Beide zijkanten zijn in de lengterichting ingekerfd door een rechte groeve.

Volgens een cladistische analyse die de beschrijvers uitvoerden, maken Albertadromeus en zijn meer directe verwanten deel uit van een grote aftakking of klade die onder Hypsilophodon en boven Othnielosaurus in de stamboom van de Euornithopoda staat. Dit is een geheel nieuwe uitkomst en deze klade noemden ze de Thescelosauridae, waartoe dat begrip voor het eerst exact gedefinieerd werd. Binnen de Thescelosauridae zouden de verwanten van Orodromeus een nog kleinere aftakking vormen, welke klade de Orodrominae werd genoemd. Albertadromeus zou een oreodromine zijn, even waarschijnlijk een zustersoort van Orodromeus als van Zephyrosaurus en met deze een tak vormend waarvan Oryctodromeus een zustertaxon is.

De positie van de Albertadromeus binnen de Genasauria wordt getoond door het volgende kladogram.

Genasauria

Heterodontosaurus




Scutellosaurus




Lesothosaurus




Agilisaurus




Hexinlusaurus




Othnielosaurus



Thescelosauridae
Orodrominae


TMP 2008.045.0002



Oryctodromeus





Albertadromeus



Orodromeus



Zephyrosaurus




Thescelosaurinae

Parksosaurus




Changchunsaurus



Haya



Jeholosaurus




Thescelosaurus assiniboiensis



Thescelosaurus neglectus








Hypsilophodon




Gasparinisaura




Tenontosaurus



Meer afgeleide Euornithopoda












De eigenaardige vergroeiing van kuitbeen en scheenbeen bij Albertadromeus is verder alleen van de Heterodontosauridae bekend. Daar de fylogenetische analyse Albertadromeus niet in deze groep plaatst, konden de beschrijvers dit slechts verklaren door convergente evolutie.