Alpentijloos | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
soort | |||||||||||||||||
Colchicum alpinum DC. (1805) | |||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||
Alpentijloos op Wikispecies | |||||||||||||||||
|
De Alpentijloos (Colchicum alpinum) is een overblijvende plant uit de herfsttijloosfamilie.[1]
Colchicum alpinum lijkt op een miniatuurversie van Colchicum autumnale.
Vanuit de kleine eivormige stengelknol (1 op 2 cm) komt één of een paar bloemen op een meestal smaragdgroene buis.[2][3] De twee bladeren zijn 6-8 (8-15) cm lang.[4][5] De plant is 6-12 (10-30) cm hoog.[4][5] De bladeren zijn 0,2-1,4 (-2,2) cm breed.[5][6]
De bloeitijd valt in (juli-) augustus-september.[4][7]
De zes bloemdekbladeren zijn lila-roze en 2-3 cm lang. De bloemdekbladeren zijn omgekeerd eirond-lancetvormig en stomp.[7] De 6 meeldraden zijn op dezelfde hoogte geplaatst en de rechte stijlen dragen korte, niet aflopende, knotsvormige stempels.[2]
Bij de gewone herfsttijloos zijn drie meeldraden hoger geplaatst dan de drie andere en lopen de stempels af op de sterk gebogen stijlen.[8]
De Alpentijloos groeit op weilanden met zure grond, op hoogten tussen de 600-1800 (-2000) meter.[4][5] In Zwitserland komt ze voor in Wallis en Ticino.[7][9] Vanuit Zwitserland loopt haar verspreidingsgebied zuidwaarts tot de Zee-alpen en de Apennijnen, Corsica en mogelijk Sardinië.[2][3] De plant vindt men vrij overvloedig in de Valle d'Aosta.[10]
Zoals alle tijlozen is de plant zeer giftig.[7]
Colchicum alpinum is een "collector's plant", die moeilijk te kweken is. Ze verafschuwt kalk en bloeit niet zo geweldig in het laagland.[11]
De verwante Colchicum corsicum uit Corsica blijkt gemakkelijker te kweken en wordt door een paar gespecialiseerde bollenkwekers aangeboden.