De Anne Frank-prijs was een literaire prijs die in de periode 1957 tot 1966 werd uitgereikt.
De prijs was in het leven geroepen door schrijversechtpaar Albert Hackett en Frances Goodrich, schrijvers van een toneelstuk dat is gebaseerd op het dagboek van Anne Frank. Het aan de prijs verbonden geldbedrag moest toegekend worden aan letterkundigen beneden 30 jaar. De prijzen moesten achtereenvolgend worden toegekend in de volgende categorieën: roman, poëzie, toneel, essay en novelle.
- 1966
- Raoul Chapkis: Ik sta op mijn hoofdje
- Henk van Kerkwijk: Geweer met terugslag
- 1965
- P.J.A.M. Buijnsters: het eerste hoofdstuk van zijn dissertatie Tussen twee werelden-Rhijnvis Feith als dichter van Het Graf
- Cornelis Verhoeven: Filosofie van de troost
- 1964
- E. Brent Besemer: gehele oeuvre
- Peter Oosthoek: zijn regie van Nederlandse stukken
- 1963
- Peter Berger: Deze voorlopige naam
- Huub Oosterhuis: Uittocht, Groningen en andere gedichten
- 1962
- Ankie Peypers: Geen denken aan
- Geert van Beek: Buiten schot
- 1961
- Piet Calis: Mensen van de koningsstam, Napoleon op het Leidscheplein
- H.J.A. Hofland: gehele oeuvre
- 1960
- Cornelis Bauer: De groene boogschutter
- Rutger van Zeyst: De familieraad
- 1959
- Erik Vos: zijn regie bij het toneelgezelschap Arena
- Esteban Lopez: Fredegonde, De vrienden van vroeger, Mercedes, mijn zuster, Tederheid in het geding
- 1958
- Remco Campert: Vogels vliegen toch
- Nico Scheepmaker: Poëtisch fietsen, De kip van Egypte
- 1957
- Harry Mulisch: Archibald Strohalm
- Cees Nooteboom: Philip en de anderen