BMW 501 | ||||
---|---|---|---|---|
Modellen | 501, 501A, 501B, 501/3, 501V8 | |||
Productiejaren | 1952-1958 | |||
Uitvoeringen |
sedan, coupé (Baur, Autenrieth), cabrio (Baur, Autenrieth)
| |||
Voorganger | BMW 326, BMW 332 | |||
Opvolger | BMW 2.6 | |||
Concurrenten | Opel Käpitan, Mercedes 220 | |||
Ontwerper | Peter Schimanowski | |||
Fabriek | Milbertshofen | |||
Motor | benzine L6, V8 | |||
Versnellingsbak | manueel 4 | |||
Massa | 1340kg kg | |||
|
De BMW 501 was een luxesedan van BMW, gebouwd van 1952 tot 1958. Hij werd voorgesteld op de IAA in 1951. De 501 was de eerste naoorlogse BMW. De 501 en zijn afgeleiden, waaronder de BMW 502 met V-8 motor, hadden bij het Duitse publiek de bijnaam "Barokengel". De BMW 502 was de eerste naoorlogse Duitse wagen met een V-8 motor.
De 501 en 502 modellen werden gebouwd tot 1958. Variaties van dit model echter werden nog gebouwd tot 1963, onder de benamingen 2600, 3.2 en 3200.
De 501 had een geheel nieuw chassis, een voorwielophanging met dubbele draagarmen en een torsiestaafvering en achteraan een starre as met torsiestaafvering.De stuurinrichting was van het tandheugeltype, met dit verschil dat de tandlat gebogen in plaats van recht was uitgevoerd.
De 501 werd aangedreven door de M337 motor, een doorontwikkeling van de BMW M78 motor uit de vooroorlogse BMW 326.
De vierversnellingsbak werd niet rechtstreeks op de motor gemonteerd maar werd apart tussen de tweede en de derde dwarsligger gemonteerd en aangedreven door een as vanaf de motor.Deze constructie had als voordeel ruim bemeten beenruimte voor de inzittenden voor, echter ook als nadeel een nogal ingewikkelde constructie van de aan het stuur gemonteerde selectiehendel wat resulteerde in een vaag schakelmechanisme.
Het koetswerk werd getekend door Peter Schimanowski. Na het zien van het prototype besloot het management van BMW echter Pininfarina de opdracht te geven een alternatief ontwerp te maken. Het Pininfarina prototype werd echter te veel gelijkend op diens ontwerp voor de Alfa Romeo 1900 bevonden zodat BMW vasthield aan het Schimanowski-design. Het stalen koetswerk was echter veel zwaarder dan Schimanowski had berekend. De uiteindelijke wagen had een leeggewicht van 1430 kg, hetgeen resulteerde in tegenvallende prestaties met een topsnelheid van 135 km/u en een acceleratietijd tot 100 km/u van 27 seconden. Tegenvallende cijfers dus in vergelijking met de zescilinder Mercedes-Benz 220.
Een innovatie was de aandacht die besteed werd aan passieve veiligheid. De wagen had een robuust chassis met bovengemiddelde bescherming bij zijdelingse aanrijdingen, een korte stuurkolom met het stuurhuis ver van het wagenfront verwijderd en de brandstoftank op een zorgvuldig beschermde plaats boven de achteras om het brandrisico bij ongeval zo veel mogelijk te minimaliseren.
De 501 werd aan het publiek voorgesteld in April 1951 op de IAA, evenals zijn goedkopere en reeds productierijpe rivaal de Mercedes-Benz 220. De 501 maakte een goede indruk bij het publiek door zijn degelijke constructie en zijn voor die tijd extravagante vorm. Zijn catalogusprijs van meer den 15.000DM was ongeveer vier keer het gemiddelde jaarsalaris in Duitsland in die tijd.
Ontwikkelingsproblemen zorgden ervoor dat met de productie slechts eind 1952 werd gestart, en zelfs dan nog had BMW niet alle gereedschap voor het persen van het plaatwerk operationeel. De eerste 2,045 vierdeurscarrosserieën werden door Karosserie Baur gebouwd en werden van Baur in Stuttgart naar de BMW-fabrieken en München getransporteerd voor assemblage. De duizendste 501 werd op 1 September 1953 gebouwd.
De 501 en afgeleiden die bij BMW gebouwd werden waren allemaal vierdeurs sedans. Coupé- en cabrioletversies werden op speciale bestelling gemaakt bij Baur en Autenrieth.
Een wegtest van de 501 in Maart 1953 door Auto- und Motorrad-Welt concludeerde een beter dan gemiddelde luchtweerstandscoëfficiënt, goede rijkwaliteiten en een goed verwarmingssysteem. Het brandstofverbruik tijdens de test was 10,3 l/100 km.
De 501A kwam op de markt in 1954 als vervanger van de originele 501 met gelijkaardige bekleding en uitrusting, maar met een prijskaartje van DM14,180, meer dan 800DM goedkoper dan de originele 501. De 501B was een uitgeklede versie die nog 500DM goedkoper was dan de 501A. Zowel de 501A als de 501B hadden een gemoderniseerde versie van de M337 motor.
De motor en het typeplaatje werden nogmaals veranderd in de lente van 1955. De 501A en de 501 B werden vervangen door de 501/3, met een gemoderniseerde M337 motor. Naast de 501/3 werd de 501 V8 geïntroduceerd. Deze was uitgerust met een gedetunede versie van de 2.6-liter V8, het jaar voordien geïntroduceerd in de 502. De 501/3 en de 501 V8 werden geproduceerd tot 1958, toen de zescilinder en de 501 modelbenaming werden afgevoerd.
Commercieel was de 501 een succes vergeleken met zijn tijdsgenoot de zescilinder-Borgward. Tijdens de jaren 50 werd de sector steeds meer gedomineerd door Mercedes Benz, de 501-aantallen bereikten nooit de aantallen van zijn concurrenten uit Stuttgart.
Serie | Productiejaren | Geproduceerd aantal |
---|---|---|
zescilinder-wagens | ||
501 | 1952 – 1954 | 2,129 |
501A & 501B | 1954 – 1955 | 3,327 |
501/3 | 1955 – 1958 | 3,459 |
501 V8 en afgeleiden | ||
501 V8 / 2.6 / 2600 | 1954 – 1962 | 5,914 |