Batrachognathus

Batrachognathus
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Fossiel voorkomen: Laat-Jura
Een skeletdiagram van Batrachognathus door Jaime Headden
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Pterosauria (Pterosauriërs)
Familie:Anurognathidae
Geslacht
Batrachognathus
Rjabinin, 1948
Typesoort
Batrachognathus volans
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Batrachognathus op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Batrachognathus is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs, behorend tot de groep van de Anurognathidae, dat leefde tijdens het Laat-Jura in het gebied van het huidige Kazachstan.

De soort is in 1948 benoemd en beschreven door de Russische paleontoloog Anatoli Nikolajewitsj Rjabinin. De geslachtsnaam is afgeleid van het Klassiek Griekse batrachos, 'kikker' en gnathos, 'kaak', een verwijzing naar de kopvorm. De soortaanduiding betekent 'vliegend' in het Latijn, een verwijzing naar de vliegende levenswijze.

Er zijn van Batrachognathus drie fossielen gevonden in het Tiensjan-gebergte in het grensgebied van China en Kazachstan, in de regio Tsjimkent, in een meerafzetting van de Karatauformatie (Oxfordien-Kimmeridgien). Alle zijn fragmentarisch, platgedrukt en liggen uit hun verband. Het holotype PIN 52-2 bevat fragmenten van de schedel en onderkaken, wervels, ribben en delen van de ledematen. Een staart is niet bewaard gebleven. De schedel heeft een lengte van 52 millimeter. Hij is lichtgebouwd, kort, hoog en breed met een zeer stompe snuit; de meeste illustraties geven die nog te langwerpig weer. De oogkassen zijn relatief groot. In de bovenkaak staan elf of twaalf korte conische tandjes, dus 22-24 voor de bovenkaken in totaal. Ze zijn variabel in lengte, spits en iets naar achteren gebogen. Ze staan ongeveer 2,5 millimeter uit elkaar. De onderkaken waren vooraan niet vergroeid. Ze hebben een lengte van 48 millimeter. De tanden erin zijn in het fossiel niet zichtbaar. Er zijn aanwijzingen dat de kaken wijd konden worden opengesperd. De halswervels zijn niet goed bewaard gebleven en hun aantal is niet bekend. Er zijn negen ruggenwervels zichtbaar die stevig gebouwd zijn. Er zijn twaalf ribben bewaard; die hebben een lengte van 28 millimeter of meer. De staart is niet bewaard gebleven. De romplengte bedroeg minstens vijf centimeter.

Het brede borstbeen heeft een duidelijke kiel; het is trapezium-vormig en van achteren afgerond met zijdelingse inkepingen. De vleugel is kort maar robuust gebouwd met vooral een (46,2 mm) lang en stevig opperarmbeen. De handklauwen zijn goed ontwikkeld en sterk gekromd. De eerste drie vingers zijn ongeveer anderhalve centimeter lang. De formule van de vingerkootjes is 2-3-4-?-x. Riabinin schatte de vleugelspanwijdte op een halve meter. Het schouderblad is smal met een lengte van 32,3 millimeter.

Er zijn geen resten van het bekken bewaard gebleven. De achterpoten waren vrij kort voor een basale pterosauriër. Het scheenbeen is met 42 millimeter 44% langer dan het dijbeen. Het kuitbeen is niet geheel bewaard gebleven maar was minstens half zo lang als het scheenbeen. De formule van de teenkootjes is 2-3-4-5-?. Van de vijfde teen is alleen het eerste kootje bewaard; het heeft de vorm van een fles: aan de basis cilindervormig en aan het eind versmallend. De teenklauwen zijn veel kleiner dan de handklauwen.

Het later gevonden tweede specimen, PIN 2585/4a, heeft een sterk door compressie beschadigde schedel en verder delen van het skelet. Het is niet officieel beschreven.

Het derde specimen is PIN 13, een fragmentarisch groter skelet dat nog niet volledig is beschreven. David Unwin gaf hiervoor in 2000 een vlucht van 75 centimeter.

Batrachognathus werd in 1948 door Rjabinin in de Rhamphorhynchidae geplaatst; de verwantschap met de in Duitsland gevonden Anurognathus was hem echter meteen opgevallen en de classificatie binnen de Ramphorhynchidae was bij gebrek aan beter; hij suggereerde zelfs dat er een aparte onderorde voor de twee zou moet worden benoemd binnen de Pterosauria. In 1967 werden beide soorten door Oskar Kuhn althans in een speciale familie samengebracht: de Anurognathidae.

Alexander Kellner heeft in 2003 de soort meer bepaaldelijk verenigd met de Aziatische anurognathiden Dendrorhynchoides en Jeholopterus in een klade Asiaticognathidae; in 2009 in een klade Batrachognathinae. In een kladistische analyse uit 2006 van Lü Junchang zijn Batrachognathus en Jeholopterus zustersoorten.

Net zoals bij alle anurognathiden is bij Batrachognathus wegens de kopvorm een levenswijze als insectivoor verondersteld. De insecten zouden tijdens de vlucht zijn gevangen en de relatief korte vleugels zouden de daarvoor benodigde wendbaarheid hebben verschaft.