Plaats in Nederland | |||
---|---|---|---|
Luchtfoto, december 2019 | |||
(Details)
| |||
Situering | |||
Provincie | Groningen | ||
Gemeente | Westerwolde | ||
Coördinaten | 53° 0′ NB, 7° 12′ OL | ||
Algemeen | |||
Oppervlakte | 18,13[1] km² | ||
- land | 17,83[1] km² | ||
- water | 0,29[1] km² | ||
Inwoners (2023-01-01) |
770[1] (42 inw./km²) | ||
Woningvoorraad | 400 woningen[1] | ||
Overig | |||
Postcode | 9545 | ||
Woonplaatscode | 2294 | ||
Website | www | ||
Foto's | |||
Plattegrond uit 1742 | |||
Centrum van het dorp met oude lindebomen | |||
|
Bourtange (Gronings: Boertange, verouderd De Betang) is een vestingdorp met aangrenzende moderne kom in de Nederlandse provincie Groningen, dat tussen 1580 en 1593 tijdens de Nederlandse Opstand is aangelegd. Bourtange ligt in de gemeente Westerwolde, in de gelijknamige streek. Het dorp is een beschermd stadsgezicht. Ten noordwesten van de vesting ligt de rest van de kom van de stad.
Tussen 1811 en 1821 was Bourtange een zelfstandige gemeente, waartoe in het beginjaar ook Ter Apel, Onstwedde, Sellingen, Vlagtwedde en Wedde behoorden. De eerste maire was Paulus Eckringa. In 1811 werden Vlagtwedde en Onstwedde afgesplitst. In 1821 ging Bourtange op in de gemeente Vlagtwedde, die in 2018 opging in de nieuwe gemeente Westerwolde.
Bourtange was oorspronkelijk een strategisch gelegen dekzandrug of tange die Westerwolde verbond met het Duitse achterland.
De naam de Burtange (1530), op die Bertaing (1573), up Buertange (1584), op d'Boirtange (1593) of Bourtange (1612), soms verbasterd tot Bretaigne, verwijst naar de dekzandrug en is verwant met het woord tonge in landtong.[2][3] Het Middelnederduitse woord (hus)tangen verwijst bovendien naar twee rijen funderingspalen, waartussen het fundament van een woning wordt opgericht. Het zou daarom gaan om een smalle landtong die was ingeklemd tussen de moerassen.[2] Het voorvoegsel boer- zou kunnen betekenen dat er een bo(er), dat is een huis of schuur op de landtong was gebouwd. In Westerwolde duidt het woord boer echter vooral op het gemeenschappelijk bezit van de inwoners. Het woord boertange daarom te vergelijken met woorden als boermande, boermarke en boerveen.[3]
Op Gerard Mercators kaart De Frisia occidentalis uit 1598 staat het hele gebied aangegeven als Op die Bertaing, een groote heyde.[4]
Het smalle karrenspoor over de landtong liep door het Bourtangermoeras en was alleen in het zomerseizoen en bij vorst toegankelijk. Het pad moest geregeld worden versterkt met takkenbossen, heideplaggen en ander materiaal. Deze route (de Westerwoldinger weghe genoemd) maakte deel uit van de in 1457 ontworpen handelsroute tussen Groningen en Westfalen.[5][6] Hij stond in verbinding met de Friese straatweg op de hoge, westelijke Eemsoever, die vanuit Emden via Rheine naar het zuiden liep. Het onderhoud van het karrenspoor was een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de inwoners, die daarvoor geregeld moesten komen opdraven. Parallel aan deze route werd na 1483 een kanaal tussen de Westerwoldse Aa en de Eems gegraven (de Oude Gracht), dat echter vanwege geldgebrek en technische problemen niet voltooid werd.
Om de route te beveiligen en invallen vanuit het Duitse achterland tegen te gaan, besloot de Groningse stadhouder Karel van Egmond in 1530 hier een blokhuis (een klein fort) te bouwen. Of dit plan daadwerkelijk gerealiseerd is, is onbekend. In de beginjaren van de Nederlandse Opstand, namelijk in 1570, werden er opnieuw militairen gelegerd.[7]
In 1580 werd hier in enkele dagen een compleet fort gebouwd. De stad Groningen was toen onder leiding van stadhouder Rennenberg overgelopen naar het kamp van de Spaanse koning. Om de bevoorrading vanuit het Duitse achterland te blokkeren gaf Willem van Oranje daarom opdracht aan de overste Diederik Sonoy op de Bourtange een schans aan te leggen.[8] De zogenoemde Snoeyschans was een versterking met vijf bolwerken, die echter wegens geld- en materiaalgebrek niet tijdig voltooid kon worden.[9] In augustus werden de Staatse troepen onder leiding van graaf Filips van Hohenlohe verslagen, waarna de bezetting van de schans door Spaanse troepen werd verjaagd.
De passage over de Bourtange bleef in de daaropvolgende jaren verschoond van het meeste oorlogsgeweld. Juli 1581 verhinderden bewapende inwoners uit Bellingwolde en het Oldambt dat plunderende Spaanse ruiters via Bourtange naar de Ommelanden zouden trekken; het jaar daarop trokken plunderende troepen wel over de Burtange. De Groningers maakten vanaf 1584 een nieuw plan voor een kanaalverbinding via Bourtange naar Heede, het Spaansche Diep, dat opnieuw onvoltooid bleef. De resten daarvan waren nog in de 19e eeuw zichtbaar. Op een kaart van Cornelius Adgerus uit 1587 staat de voerwech oder wagenpadt over den Buretanggen nae Reede voor het eerst getekend.[10]
In april 1593 bezetten Staatse troepen de passage door het moeras. De eerder begonnen schans werd nu in opdracht van stadhouder Willem Lodewijk van Nassau voltooid.[8] De belangrijkste vestingbouwmeester die bij het project betrokken was, was de Friese ingenieur Pauwel Symonsz uit Bolsward.[9] In 1594 werd ook de stad Groningen door de Staatse troepen veroverd, waarna de vesting Bourtange onderdeel werd van de grensverdediging van de drie noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe.
De vesting viel onder het gezag van de Staten van Friesland, die ook de predikant, de schoolmeester en andere beambten benoemde. De stad Groningen, die het gezag over Westerwolde uitoefende, had alleen iets over het buitengebied van de vesting te zeggen. Al snel na de bouw vestigden zich ook burgers binnen de vesting. Ten minste in 1597 had de vesting een eigen veldpredikant. Na de bouw van een garnizoenskerk in 1607 ontstond er een kerkelijke gemeente, die onder het gezag van de classis Oldambt viel.[11]
De vesting werd onder andere in 1665 tijdens de Eerste Münsterse Oorlog verbeterd en opnieuw tijdens de Tweede Münsterse Oorlog in 1672, toen Bernhard von Galen de stad Groningen belegerde. Om de watertoevoer naar de vesting te garanderen werd aanvankelijk de Sellingersloot – later Moddermansdiep genoemd – gegraven. Omstreeks 1672 werd tevens in de Ruiten Aa een dam van rijshout - de Rijsdam - aangelegd, die ervoor moest zorgen dat de omgeving van de vesting onder water bleef staan. In 1742 bereikte de vesting de grootste omvang. Aan de oostzijde kwamen tussen de half bastions van het kroonwerk twee ravelijnen en het glacis werd afgegraven.[8] Opvallend aan de vesting is de vijfhoekige vorm. De veertien lindebomen op het marktplein markeren de zijden van het middelste pentagon.[12]
In 1704 werd een nieuw kruitmagazijn gebouwd met een bijzondere constructie. Het dak ligt los op de muren, zodat bij een explosie het gehele gebouw niet uit elkaar zou spatten. Enkel het dak zou weggeblazen worden. Voorheen bestond een kruitmagazijn uit meters dikke muren en dito dak.
Nog in 1796 werd ten oosten van de lijn Bourtange-Abeltjeshuis een nieuwe verdedigingslinie aangelegd
Het buitengebied van de vesting werd voornamelijk als weide- en hooiland gebruikt. Ook werd er turf gestoken. In 1653 sloten de bewoners van Bourtange een verdrag met de eigenerfden van Wollinghuizen, waardoor een deel van de marke van Wollinghuizen aan die van Bourtange werd toegevoegd. In 1813 waren er 34 gerechtigden, die ieder twee koeien en een stuk jongvee in de marke mochten laten weiden. De marke, die ruim 400 hectare groot was, werd ten slotte in 1851 onder de 57 gerechtigden verdeeld.
Als tuingrond waren aanvankelijk alleen delen van de bolwerken voorhanden. Vanaf 1738 ook akkertjes, tuinen en hooiveldjes aan de westkant van de vesting aangelegd, omringd door houtwallen. Het eerste huis dat buiten de vesting werd gebouwd, was het Abeltjeshuis, een herberg uit 1724, die later de Münstersche Herberg werd genoemd. Op de plek van het huidige Plathuis verrees in 1738 een herberg, die aanvankelijk de Vriesche Herberg werd genoemd. Na de ontmanteling van de vesting in 1851 verrezen ook elders huizen.
Door de vestiging van burgers in het verdedigingswerk Bourtange groeide de defensieve militaire stelling uit tot een dorp met een eigen en bijzondere militaire-burgerlijke samenlevingsvorm. Dergelijke samenlevingsvormen bleven tot in de 19de eeuw algemeen gangbaar in vestingen.
Binnen de vesting of “fortresse” zoals het verdedigingswerk door de oprichters en nog altijd in 1742 genoemd werd, waren tal van gebouwen neergezet ten behoeve van de militairen en de burgers.
De commandant van de vesting had zijn eigen woning.
De aparte officierslogementen stonden aan het Marktplein, het centrum van de vesting.
De onderofficieren hadden een apart verblijf met eigen aanrecht en toiletten.
De manschappen logeerden in kazernes, stenen gebouwen. Zij moesten gebruik maken van openbare toiletten, de secreten.
De “convooymeester” had, net zoals de commandant van de vesting, een eigen woning. Hij was de man naast de bevelvoerende commandant. Hij was verantwoordelijk voor alle ondersteunende functies: de voorraden, de brouwerij, de beplantingen, het onderhoud.
De provoost was de man die belast was met de handhaving van orde en tucht en verantwoordelijk voor het gevang. Ook hij had zijn eigen woning.
Op het marktplein stond het gebouw voor de hoofdwacht met het “landshorlogie”.
Op de wallen stonden houten schuilplaatsen voor de schildwachten. Die wachthuisjes werden sentinel genoemd.
Op een van de bastions stond een windmolen om graan te malen. Tijdens belegeringen werd de molen ontmanteld. Het graan werd dan gemalen door een rosmolen binnen de wallen.
Het onmisbare water kwam uit gegraven waterputten. In de moerassige streek van Bourtange gaf dat geen probleem, behalve waar het de kwaliteit van het drinkwater betrof. Het bier van de brouwerij in het fort was alvast bacteriologisch drinkbaar.
De vesting had net zoals de oude boerderijen in Groningen en Drenthe een turfschuur, voor de opslag van het volumineuze turf, de toenmalige bron van energie.
De vesting had sinds 1607 een protestants kerkje, de eerste nieuw gebouwde kerk in de provincie Groningen na de Reductie. De predikant die de religieuze diensten verzorgde had zijn woning aan de voet van het “pastoors”-bastion. Hij was tegelijk ook notaris. Een van zijn taken was desgevraagd aktes met huwelijksvoorwaarden op te stellen.
De kinderen van militairen en burgers gingen naar de vestingschool.
Op de plattegrond van de fortresse van 1742, kan men binnen het kroonwerk kleine perceeltjes herkennen als moestuinen. Buiten het fort, aan de kant van Groningen, zijn binnen bedijkt gebied grotere percelen getekend: weiden en akkers.
Verder waren er in de vesting ook woningen en werkplaatsen voor bakkers, slagers, smeden, timmerlui, kleermakers, schoenmakers, kaarsenmakers, een dokter, een vroedvrouw, kortom al de personen die nodig waren voor een gemengde militair-burgerlijke samenleving.
Kaart van de vesting
Het levensritme in de “fortresse” Bourtange werd bepaald door zijn militair karakter. De dagindeling werd aangegeven door de trompetter van wacht die het uur aflas van de “landshorlogie” en op gezette tijden trompetsignalen liet schallen zoals “wekken”, “taptoe”, “doven van vuren en lichten”.
De ambachtslui van Bourtange en andere burgers vervulden elke dag de taken die hoorden bij hun stand.
De militairen liepen wacht, onderhielden de bewapening, hun uitrusting en de beplanting en begroeiing op de wallen, zorgden voor de paarden. Ongetwijfeld oefenden ze ook het bezetten van de toegewezen gevechtsposten. De weinige vrije tijd die hen gelaten werd brachten ze door met spel en drank, rondhangend op de pleinen, flanerend langs de straten en de wallen, wellicht ook met een of andere economische activiteit.
Op zondagen vervulden allen, militairen en burgers, in de eerste plaats hun godsdienstige plichten. Bij bijzondere gelegenheden traden alle troepen van het fort aan op het Marktplein. Tweewekelijks werd markt gehouden op het Marktplein. Burgerpersoneel en inwoners uit de omgeving en vermoedelijk ook militairen konden er waren aanbieden en aankopen wat ze nodig hadden.
Elke avond werd de wacht afgelost. Voorafgegaan door de trompetter van wacht marcheerde het opgaande gewapende wachtdetachement naar het marktplein. Daar was de afgaande wacht aangetreden. Beide wachten groetten elkaar en de afgaande officier van de wacht gaf de consignes, de bijzondere opdrachten, door aan de opgaande officier. Dan werden de schildwachten uitgezet en afgelost. Tot slot marcheerde de afgaande wacht af, defilerend voor de opgaande wacht, en begaf zich onder trompetgeschal naar zijn logement.
Het “taptoe” geschal, elke avond om acht of negen uur, betekende letterlijk dat geen bier meer mocht getapt worden of alcoholische dranken geschonken. Het was tevens het signaal voor alle inwoners van de vesting om de bedstee op te zoeken.
Doordat het Bourtangermoeras steeds meer verdroogde ondanks maatregelen om dit te verhinderen, en de vuurkracht van geschut groter werd, nam de militaire betekenis van de vesting af. In 1851 werd de vesting officieel opgeheven en werd Bourtange een agrarisch dorp in Westerwolde.
Rond 1960 liep het dorp leeg. Bourtange was niet met de tijd meegegaan en was geen plaats waar jongeren zich vestigden. De gemeente Vlagtwedde liet in de jaren '70 en '80 de vesting herbouwen in de staat zoals die in 1742 geweest was. Op 14 september 1968 werden de plannen gepresenteerd voor het herstel van de vestingwerken. Deze werden geraamd op 5,5 miljoen gulden.
De werkzaamheden omvatten de sloop van verschillende woningen en de opbouw van enkele historische panden, zoals de Vestingmolen en de bouw van drie bruggen. De doorgaande weg door het dorp moest worden omgelegd en de wallen werden in oorspronkelijke staat hersteld.
De vesting is tegenwoordig een toeristische attractie van betekenis. Naast de op de hoornwerken na volledig gereconstrueerde vestingwerken vindt de bezoeker er diverse bezienswaardigheden: het Marktplein met eeuwenoude lindebomen, zes musea, een kaarsenmakerij, winkels en restaurants, een historisch hotel (de kamers zijn voorzien van een bedstede). Daarnaast is de vestingmolen herbouwd en is de rosmolen gereconstrueerd. In het zomerseizoen worden er historische evenementen in de vesting georganiseerd, waaronder een van de grootste historische slagnabootsingen van Nederland: de Slag om Bourtange.
De kerk van Bourtange bevat diverse overblijfselen van de oorspronkelijke vestingkerk. De synagoge, die dateert van 1842, werd in 1974 gerestaureerd en herbergt thans het Joods Synagogaal Museum.
Bourtange is bereikbaar via de N365. Ten westen van het dorp loopt het Bourtangerkanaal, een zijtak van het Ruiten-Aa-kanaal waarin zich ter hoogte van het dorp de Bourtangersluis bevindt.