De China Inland Mission (CIM) was een organisatie voor zendingswerk in China, die van 1866 tot 1950 in het land aanwezig was. Als gevolg van de communistische machtsovername en de stichting van de Volksrepubliek China in 1949 werd het werk in China beëindigd. De daar werkzame zendelingen werden in andere landen in Azië opnieuw ingezet. De organisatie wijzigde in 1964 haar naam in Overseas Missionary Fellowship en wordt nu meestal aangeduid als OMF International. Dit artikel handelt over de activiteiten van de organisatie in China.
De oprichter van de organisatie was Hudson Taylor (1832 – 1905). Taylor maakte deel uit van een groep gelovigen in Groot-Brittannië, die in Nederland bekend is als de Vergadering van gelovigen. Hij had van 1854 tot 1860 als zendeling in China gewerkt. In 1860 moest hij vanwege gezondheidsproblemen een verlof nemen en keerde tijdelijk met zijn gezin terug. De jaren daarna reisde hij veel door Groot-Brittannië en sprak veel in kerken over de situatie en de noden in China.
In 1865 besloot hij een nieuwe zendingsorganisatie op te richten die op een essentieel andere wijze zou werken als de op dat moment in China aanwezige zendingsorganisaties. De ideeën hierover publiceerde hij in een Occasional Paper of the China Inland Mission. Binnen een jaar waren er eenentwintig zendelingen aangenomen en waren giften ontvangen om de uitzending daarvan mogelijk te maken. Drie van hen vertrokken reeds in 1865, de overige achttien samen met Taylor en zijn gezin in 1866. Het was de grootste groep zendelingen die in een keer ooit in China zou arriveren. Onder hen waren enkele ongetrouwde vrouwen. Niemand van de achttien was een bevestigd predikant. In 1887 waren er honderd zendelingen van de organisatie gearriveerd. De uitzending leverde in een aantal situaties grote publiciteit voor de CIM op, zoals in het geval van de Cambridge Seven, een groep van zeven studenten van de Cambridge Universiteit die in 1885 besloten om in China als zendeling te gaan werken.
Hudson Taylor was sterk beïnvloed door de ideeën van John Nelson Darby en het dispensationalisme, een theologisch kader dat ervan uitgaat dat Gods plan met de wereld kan worden opgedeeld in verschillende bedelingen. Een daarvan was die van de Bedeling van het Messiaanse Vrederijk of Duizendjarige rijk - van Wederkomst tot het laatste oordeel. Een andere theologische invloed op veel personen binnen de CIM was die van de Heiligingsbeweging met haar standpunt dat redding door genade en geloof alleen kon worden gerealiseerd.
Die beweging stelde dat de omstandigheden in de periode voor de spoedige wederkomst van Jezus Christus rond het nieuwe millennium alleen slechter zouden worden. Ondanks die wat pessimistische overtuiging waren zij echter enthousiaste aanhangers van evangelische missies. Zij waren van opvatting, dat allen die niet het geloof in Christus ontvangen hadden voor eeuwig verloren zouden zijn. Door de oriëntatie op het millennialisme en hun geloof in een eindtijdverwachting was er bij hen ook een grote urgentie het geloof te verbreiden. Zij leefden in de overtuiging, dat het uitdragen van het geloof de wederkomst van Christus zou bespoedigen. Voor een aantal zendelingen binnen de CIM was ook het uitdragen van het geloof meer essentieel dan de bekering daartoe.
Aan het eind van de negentiende eeuw waren omstreeks zevenhonderd zendelingen van het CIM aanwezig in China. Enkele andere organisaties, met name uit Scandinavië, waren inmiddels met de CIM geaffilieerd. De grootste groep zendelingen was inmiddels afkomstig uit Noord-Amerika. Het CIM was de grootste zendingsorganisatie in China en met uitzondering van de kustprovincies Guangxi, Guangdong en Fujian was de organisatie in alle provincies van China aanwezig.
In 1905 waren er haast driehonderd ongetrouwde vrouwelijke zendelingen in China werkzaam voor de CIM. De organisatie creëerde ook zendingsposten in het binnenland, die uitsluitend door vrouwen werden bezet. Taylor besloot hierna de verantwoordelijkheid voor enkele gehele gebieden te delegeren aan uitsluitend vrouwen. In 1934 had de CIM ruim driehonderd zendingsposten in de belangrijkste provincieplaatsen en tweeduizend kleinere posten op het platteland. De organisatie beheerde verder zestien ziekenhuizen, ruim vierhonderdvijftig bijbelscholen, een groot aantal onderwijsinstituten met name voor vrouwen, weeshuizen en bij haast iedere zendingspost een schuilplaats voor opiumverslaafden.
Het nadeel van deze strategie was, dat personeel en hulpbronnen van het CIM over het gehele land verspreid waren en er op veel plaatsen maar een zeer geringe bezetting was. Zendelingen trokken vaak alleen van dorp tot dorp om op bijvoorbeeld marktdagen te prediken en traktaten te verspreiden. De nadruk op het handhaven van de visie van Hudson Taylor van een aanwezigheid in vrijwel geheel China was feitelijk niet efficiënt en had als resultaat dat in een aantal van die gebieden de aanwezigheid van de organisatie irrelevant was. Er waren provincies waar het aantal zendelingen hoger was dan het aantal Chinese gedoopten.
Tijdens de Bokseropstand van 1900 werden in totaal 189 zendelingen vermoord. Daarvan waren er 58 werkzaam bij de CIM. Nog eens 21 kinderen van die 58 zendelingen werden eveneens vermoord. De CIM was de enige zendingsorganisatie die weigerde de herstelbetalingen van de Chinese overheid te accepteren, omdat Hudson Taylor op deze wijze de zachtmoedigheid van Christus wilde demonstreren.
In de periode van de zending in de twintigste eeuw gingen een aantal zendingsorganisaties in China proberen te werken op basis van ideeën die wel aangeduid worden als de Social Gospel, meer inzet door de kerken voor de armsten in de samenleving door concrete verbetering van de sociale omstandigheden. Het werk van de CIM bleef echter gedomineerd door bekering en het bouwen van kerken. De organisatie oefende regelmatig kritiek uit op wat zij zag als een liberaal-modernistische agenda die vooral in grote steden als Peking en Shanghai werd opgesteld en bepaald.
Dit leidde tot een verwijdering tussen de CIM en een aantal andere van de grotere organisaties. In 1922 was The National Christian Council of China opgericht, een samenwerkingsverband tussen de in China aanwezige protestantse kerken en zendingsorganisaties. Aanvankelijk was de CIM betrokken geweest in de oprichting, maar in 1924 beëindigde zij haar lidmaatschap van de Raad. Hoewel er op plaatselijk niveau tussen zendelingen van de CIM en andere organisaties goed kon worden samengewerkt, bijvoorbeeld in vertalingen bestemd voor traktaten, stond hierna de leiding van de CIM in China ten opzichte van andere leidinggevende organen van het protestantisme in China in een wat geïsoleerde positie.
De CIM was de grootste zendingsorganisatie in het land. De wijze van werken van de organisatie had echter het gevolg dat het aantal door de CIM tot het protestantisme bekeerde Chinezen relatief laag bleef.
In 1900 waren er ongeveer 100.000 Chinese protestanten, waarvan ongeveer 18.000 bekeerd waren door het CIM. Aan het eind van de periode van aanwezigheid in China van de zendingsorganisaties in 1950 was het aantal Chinese protestanten ongeveer 900.000. Ongeveer 85.000, minder dan 10% daarvan was bekeerd door de CIM.