Christine Buisman | ||
---|---|---|
Algemene informatie | ||
Volledige naam | Christine Johanna Buisman | |
Geboren | 22 maart 1900 Leeuwarden | |
Overleden | 27 maart 1936 Amsterdam | |
Nationaliteit(en) | Nederlands | |
Beroep(en) | fytopathologe | |
Bekend van | iepenziekte |
Christine Johanna (Chris of Stien) Buisman (Leeuwarden, 22 maart 1900 – Amsterdam, 27 maart 1936) was een Nederlands fytopathologe die de iepenziekte en de kweek van hiertegen resistente iepen onderzocht. In 1927 leverde Buisman het bewijs dat de al eerder aangewezen Graphium ulmi Schwarz (later Ophiostoma ulmi genoemd) de ziekteverwekker was, waarmee de discussie hierover onder Duitse en Nederlandse onderzoekers gesloten werd. Buisman ontwikkelde een entingsmethode om duizenden iepstekken te testen en ontdekte in 1932 de geslachtelijke vorm van de schimmel Ceratostomella ulmi. De eerste resistente iepkloon in Nederland werd in 1937 naar haar Ulmus minor 'Christine Buisman' genoemd.[1]
Christina Buisman werd geboren als dochter van Roelof Buisman (1874-1963) en Hillegonda Cornelia Blok Wijbrandi (1876-1967). In haar geboorteplaats Leeuwarden doorliep ze het gymnasium.[2] Daarna studeerde ze biologie aan de Gemeente Universiteit in Amsterdam en bestudeerde zoutwaterflora. In 1923 en 1924 liep ze stage bij het Phytopathologisch Laboratorium 'Willy Commelin Scholten' in Baarn en in 1925 werd ze na afstuderen in Amsterdam assistent aan het Centraal Bureau voor Schimmelcultures in hetzelfde pand, beide onder leiding van professor Johanna Westerdijk. In 1927 promoveerde ze op haar verjaardag op het proefschrift Root rots caused by Phycomycetes bij Westerdijk en begon ze aan een tweejarig onderzoek naar de iepenziekte, betaald uit een speciale gift van 4000 gulden door de Oranjebond van Orde. In 1929 werkte ze vijf maanden aan de Biologische Reichsanstalt in Berlin-Dahlem bij professor Hans Wilhelm Wollenweber (1879–1949) en collega Stapp. Op een congres van de International Federation of University Women in Genève wist ze in augustus 1929 Bernice Cronkhite, decaan van Radcliffe College van Harvard University in Boston, te overtuigen haar een studiebeurs voor een jaar te verlenen.
Na terugkeer in oktober 1930 werd ze door Westerdijk aangesteld als wetenschappelijk medewerker voor het juist opgerichte nationale 'Comité inzake bestudering en bestrijding van de iepenziekte' ("Iepziekte Comité"). In 1932 ontdekte ze de ‘perfecte of geslachtelijke’ vorm van de schimmel. De Hollandse iep kwam veel voor en een resistente vervanger was van groot belang. Met de directeur van de Haagse plantsoenendienst Simon Doorenbos verzamelde Buisman vele iepen voor het onderzoek. Amerikaanse iepen bleken heel vatbaar, maar sommige Europese iepen boden weerstand. In 1934 bood Buisman enthout van een geslaagde kloon aan en in 1935 werd dit door boomkwekers vermeerderd en voor de handel vrijgegeven. Buisman overleed op 27 maart 1936 in een Amsterdams ziekenhuis aan een infectie na een operatie. Ze werd begraven op Begraafplaats Westerveld in Driehuis, in een graf waar in 1963 ook haar jongere broer Hein (1904-1963) zou worden begraven.
In 1937 werd de resistente Ulmus minor 'Christine Buisman' naar haar vernoemd en met succes aangeplant. Later bleek dat deze iep toen werd aangetast door het gewone meniezwammetje (Nectria cinnabarina), zodat hij weer verdween, behalve in Heiloo waar wel resistentie tegen deze zwam bestaat. Johanna Catharina Went, een dochter van Friedrich Went, zette Buismans werk voort.
onder meer