Illustratie in: Lauwer-stryt tusschen Catharina Questiers en Cornelia van der Veer (1665).
Cornelia van der Veer (Amsterdam, 30 augustus1639 – overl. ca. 1704) was een dichteres in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Nog tijdens haar leven verschenen haar gedichten in druk, ongebruikelijk voor een vrouw in die tijd, en zij was een van de eerste vrouwen van wie politieke pamfletten verschenen.
Zij wordt met Catharina Questiers (1631-1669) en Katharyne Lescailje (1649-1711) tot de bekendste en meest succesvolle dichteressen van haar tijd gerekend.
Titelblad Lauwer-stryt tusschen Catharina Questiers en Cornelia van der Veer (1665).Gedicht 'Op haar kouseband' van Questiers aan Van der Veer. In: Lauwer-stryt (1665).
Cornelia van der Veer was de dochter van Albert Pietersz. en Cornelia Cornelis. Zij woonden op het Sardammer Veer, dit verklaart de achternaam die de familie ging gebruiken. Ze had, naar eigen zeggen, nog zestien broers en zussen.
Cornelia van der Veer is zover bekend haar hele leven ongetrouwd gebleven. Haar sterfdatum is onbekend, maar moet na 10 april 1702 hebben gelegen (mogelijk 1704).
Van Van der Veer zijn er ongeveer 135 gedichten overgeleverd. Hiervan zijn er tussen 1666 en 1675 een aantal als pamflet verschenen; met vier van deze gedichten gaat ze in op de politieke situatie van de Republiek van dat moment. Ze schrijft onder meer over de Tweede en Derde Engels-Nederlandse oorlog en over stadhouder-koning Willem III. Zij was hiermee de eerste vrouw die zich in het publieke politieke debat mengde.
Cornelia van der Veer was toen al bekend door haar dichtwisseling met Catharina Questiers, uitgegeven in de bundel Lauwer-strijt (1665). In deze bundel zijn ook ruim 50 gedichten van Cornelia van der Veer aan anderen opgenomen. Vanaf 1674 wisselt ze gedichten met Katharyne Lescailje. Deze laatste opent de reeks met een afscheidsgedicht als Van der Veer een reisje naar Den Briel gaat maken. Nog geen twee jaar later beklaagt Van der Veer zich dat Lescailje meer aandacht aan anderen besteedt, met name Sara de Canjoncle. De dichtwisseling verwatert hierna. Deze dichtwisseling is opgenomen in Lescailjes verzamelde werk.
Tot slot zijn er gedichten van Cornelia van der Veer opgenomen in ruim 10 verzamelbundels en bundels van anderen als opdrachtgedicht of drempeldicht. Na 1702 is er geen publicatie meer van haar bekend.
Cornelia van der Veer schreef lofdichten op Blasius en werd geprezen door Vondel en Huygens. Als ondertekening onder de gedichten hanteerde zij de spreuk "Ik tracht Veerder".
Gulde bruyloft. Op de 50. jarige-houweyks-dagh; van den eerwaerde Cornelis de Bree, en zyn zeegenryke eghtgenoodt. Anna Engelsman. Getrout den 11 augusty 1652. Ik traght Veerder [Cornelia van der Veer], [1652] (pamflet)
Lauwer-strijt; met eenige Bij-dichten aan, en van haar geschreeven. Catharina Questiers en Cornelia van der Veer (Amsterdam, Adr. Venendael, 1665)
'T hervormde slag-swaard of Geestelyke hane-kraay oover de bedroefde toestand, van onse scheeps-vlood. Ik tragt Veerder, Cornelia van der Veer [1666] (pamflet)
Het triomphante pinkster-feest, of zegenpraal, over de bevogte victory der Nederlandsche vloot, Cornelia van der Veer (t'Amsterdam, gedr. by Adr. Venendael, 1666) (pamflet)
Triumphante Vruegde-Galm, over de bevoghte Victorie van onse Scheeps Vloot, door de Manhafte, Strijdb 're en onvergelijklicke Helden: de Heeren Michael de Ruyter en Cornelis Tromp', Cornelia van der Veer (t'Amsterda, gedr. Abr. van Essen, 1673) (pamflet)
Olyf tak, over de gesloten vrede, met de Koning van Groot-brittangien. Ik tracht VEERder, Cornelia vander Veer [1674] (pamflet)
Over het aenvaarden, van het capiteyn generaelschap, en admirael ter see van sijn doorluchte hoogheyt Wilhelm de Derde prince van Orangie, grave van Nassau, &c. Ik tragt Veer-der, Cornelia van der Veer [1675] (gedicht)
Handschrift
Brief van Cornelia van der Veer aan Joan Leonardsz Blasius. In: Album Blasius, 1663 [UvA].
Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar. Onder redactie van Riet Schenkeveld-van der Dussen, Karel Porteman, Lia van Gemert en Piet Couttenier. Amsterdam University Press, Amsterdam, 1997, 970 p. (hierin: p354-362).