Cornelis Wijtfliet[1] of gelatiniseerd Cornelius à Wytfliet (Leuven, ca. 1550 – Brussel (?), 1624) was een gerechtsambtenaar uit de Spaanse Nederlanden die in 1597 de eerste atlas over de Nieuwe Wereld uitbracht.
Wijtfliet was een zoon van Catharina Huybrechts en Gregorius Wytfliet, de advocaat-fiscaal van de Universiteit van Leuven. In 1566 begon Cornelis aan deze instelling een rechtenstudie. Na afloop verhuisde hij naar Brussel en werd hij er secretaris van de Raad van Brabant, het hoogste gerechtshof van het hertogdom. Met zijn adellijke vrouw Helena de la Tour had hij zeven kinderen. In 1598 promoveerde hij tot griffier. Het waren ambten waar een voorname verloning aan vasthing maar die de mogelijkheden tot reizen beperkten. Hij is gestorven in het najaar van 1624.
In 1597 publiceerde Wijtfliet bij Jan Bogaert een atlas over het Amerikaanse continent, genaamd Descriptionis Ptolemaicae augmentum. Met de titel gaf hij bescheiden aan dat zijn werk een aanvulling was op dat van de nog steeds gewaardeerde antieke geograaf Ptolemaios. Het boek was opgedragen aan prins Filips. Zowel de teksten als de kaarten waren in bewerkte vorm van elders overgenomen. Vermoedelijk had Wijtfliet niet de cartografisch-technische kennis om zelf nieuwe kaarten te maken. De negentien kaarten, waaronder een wereldkaart, waren aangepast van Mercator, Ortelius, Plancius en White. Voor de teksten baseerde hij zich op auteurs van vóór 1590: Oviedo, Gómara, Benzoni, Acosta, Hakluyt, De Bry, Ramusio en Drake.
Hoewel Wijtfliet dus in de eerste plaats een compilator was, leverde hij een kritische synthese af die veel aftrek vond. Lezers kregen een bundeling van actuele inzichten en kaarten over de Nieuwe Wereld. Hij begon met een uitgebreid deel over de ontdekkingen van Colombus, Cortes en Pizzarro. Vervolgens beschreef hij de globe aan de hand van de wereldrondvaart van Ferdinand Magellaan en andere reizen. In een derde deel behandelde hij Amerikaanse regio's in 22 hoofdstukken.
Een tweede atlas die Wijtfliet plande over Azië, is er om onbekende redenen niet gekomen.
De kaarten werden in Keulen gebruikt als toevoeging aan een Acosta-vertaling.[2]