De drie talen

De drie talen
Auteur gebroeders Grimm
Originele titel Die drei Sprachen
Origineel gebundeld in Kinder- und Hausmärchen
Uitgiftedatum 1812
Land Duitsland
Genre sprookje
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

De drie talen is een sprookje dat werd opgetekend door de gebroeders Grimm in Kinder- und Hausmärchen met het nummer KHM33. De oorspronkelijke naam is Die drei Sprachen.

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

In Zwitserland woont een oude graaf met een domme zoon die niets kan leren. De zoon moet in de leer bij een beroemde meester en hij wordt naar een vreemde stad gestuurd, waar hij een jaar in de leer gaat. Na een jaar heeft de zoon geleerd dat honden blaffen en opnieuw wordt de jongen naar een meester gestuurd, ditmaal in een andere stad. Na een jaar blijkt de zoon geleerd te hebben dat vogels tjilpen en de zoon wordt voor een derde maal naar een meester gestuurd. Na dit jaar heeft de zoon geleerd dat kikkers kwaken en de vader roept zijn dienaren en verklaart dat het niet langer zijn zoon is. De jongen wordt verstoten en de dienaren moeten hem doden in het bos.

Maar de dienaren hebben medelijden en laten de jongen gaan. Ze snijden een ree de tong en ogen uit en nemen dit mee als bewijs. De jongen komt na een tijdje bij een burcht en mag overnachten in een oude toren, maar het is gevaarlijk omdat er veel wilde honden zijn. De honden blaffen en janken en krijgen af en toe een mens, die ze opeten. De jongen gaat naar de toren en geeft de honden iets te eten, ze doen hem niks en hij vertelt de volgende dag dat de honden hem verteld hebben waarom ze het land teisteren. Ze zijn betoverd en moeten een schat bewaken, die onder de toren ligt. De jongen graaft de met goud gevulde kist op en het land wordt bevrijd van de jankende honden, de jongen wordt nu aangenomen als zoon van burchtheer.

Na een tijdje reist de jongen naar Rome en komt langs een moeras vol met kikkers. Hij hoort hun verhaal en wordt verdrietig, omdat de paus net gestorven is. Onder de kardinalen heerst grote twijfel, onbekend is wie de opvolger zal worden. Ze besluiten degene te kiezen aan wie zich een goddelijk wonder zou openbaren. De jonge graaf komt de kerk in en er strijken twee sneeuwwitte duiven op zijn schouder neer. De kardinalen vragen de graaf of hij paus wil worden en hij wordt gezalfd en gewijd. Wat de jongen van de kikkers hoorde, is nu uitgekomen. De paus moet de mis zingen, maar kent er geen woord van. Maar de duiven zitten op zijn schouder en fluisteren hem alles in het oor.

Achtergronden

[bewerken | brontekst bewerken]