Volgens het Nieuwe Testament is de doop met de Heilige Geest een ervaring die door Jezus is ingesteld. In het evangelie volgens Lucas beschrijft Jezus het "als de belofte van de Vader" door welke de discipelen 'kracht uit den hoge' (Lucas 24:49) zouden ontvangen. Onder de verschillende kerkelijke stromingen zijn verschillende interpretaties van wat de doop met de Heilige Geest precies inhoudt.
Volgens de officiële leer van de Rooms-Katholieke Kerk ontvangen gelovigen de ‘doop in de Heilige Geest’, wanneer zij op 12-jarige leeftijd het vormsel ontvangen: de kerk bevestigt de aanwezigheid van de Heilige Geest die ze bij hun doop als kind hebben ontvangen. Er is echter de groeiende beweging van 'charismatische' katholieken (44 miljoen in het jaar 2000) die de ‘doop met de Heilige Geest’ zien als een losstaande ervaring waarnaar men heeft verlangd. Zij spreken overigens niet over de 'doop met de Geest', maar eerder over het 'vrijlaten' van de gaven die al aanwezig waren in de doop en het vormsel.
In de theologie van de pinksterbeweging is de 'doop met de Heilige Geest' een ervaring waarvan de Bijbelse belofte en de beschrijving van de Pinksterdag in Jeruzalem te vinden is in het boek Handelingen der apostelen.[1]
De pinksterbeweging ziet de doop met Heilige Geest als een opzichzelfstaande gebeurtenis. Deze ervaring veronderstelt een voorafgaande bekering (tot het christelijk geloof). De Doop met de Heilige Geest' hoeft echter niet direct op de bekering te volgen. Ook hier kan sprake zijn van een losstaande gebeurtenis. De traditionele uitleg was dat het spreken in klanktaal het uiterlijke bewijs was dat iemand gedoopt was met de Heilige Geest. Dat betekende andersom ook dat iemand die niet in klanktaal sprak ook niet gedoopt was met de Heilige Geest. Deze stelling wordt tot vandaag de dag door sommige theologen binnen de pinksterbeweging verdedigd.[2]
Sommige charismatische christenen geloven dat de charismata of gaven van de Heilige Geest direct worden gegeven wanneer iemand christen wordt. Anderen menen dat de gelovige hier pas over kan beschikken wanneer hij gedoopt is 'in de Geest'.
De gereformeerde theologie beziet de 'doop met de Heilige Geest' als eenmalige gebeurtenis op de Pinksterdag. In tegenstelling tot de pinksterbeweging ziet zij de "doop met de Geest" niet als een ervaring voor elke gelovige, maar meer als een teken voor de kerk als geheel dat zij de Geest heeft ontvangen, zoals beloofd was door Jezus, en als complete vervulling van de "belofte der Vaders", dat de Heilige Geest zou worden uitgestort op al het vlees.[3]
Bij de Katharen ontving een chrétien, na een noviciaat, het consolamentum. Dit was het enige sacrament voor de Katharen. Het was een vorm van inwijding in de Heilige Geest en gebeurde door handoplegging. Hierdoor werd de goddelijke geest in de mens in contact gebracht met de Heilige Geest, waardoor de mens in staat werd zijn goddelijke oorsprong te ervaren. Na het consolamentum moest hij leven volgens een strikte regel. Deze regel was ascetisch van aard: verbod om dierlijk voedsel te eten en het gebod om een evangelische moraal te beoefenen: verbod om te vloeken, te liegen en te doden. Het consolamentum kon pas ontvangen worden op volwassen leeftijd; de Katharen meenden dat dit bewust moest gebeuren, in alle vrijwilligheid. Voor degenen die aldus waren gereinigd, zou de dood een verlossing van de materie teweegbrengen.