Eopolycotylus

Eopolycotylus rankini

Eopolycotylus is een geslacht van de Plesiosauria dat tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika. De enige benoemde soort is Eopolycotylus rankini.

Vondst en naamgeving

[bewerken | brontekst bewerken]

In de zomer van 1999 ontdekte de veertienjarige amateurpaleontoloog David O. Rankin in de Glen Canyon National Recreation Area, van Kane County, Utah, kaakfragmenten van een plesiosauriër aan het oppervlak. Deze met lijm aan de keukentafel van zijn moeder in elkaar plakkend, besefte hij een groot dier gevonden te hebben dat weldra weggespoeld zou worden door de onweersstormen die het gebied plegen te teisteren. Hij besloot zijn vriend Merle H. Graffam te waarschuwen waarvan hij wist dat die in contact stond met de paleontoloog David Gillette. Gillette werd naar de vindplaats gereden door Rankins moeder Heather en raakte geheel geënthousiasmeerd toen bleek dat er een heel skelet in de grond zat. Meteen organiseerde hij een noodopgraving die in de zomer van 2000 voltooid werd. Pas in 2001, na achttien maanden, werd de officiële vergunning voor het werken in dit streng beschermde gebied verkregen en pas in 2003 werd de opgraving en berging officieel beëindigd. Dit zijn ook de data die in de literatuur en door Rankin zelf worden aangehouden. Dat heeft soms tot het misverstand geleid dat Rankin in deze periode twee plesiosauriërs vond. Achteraf besefte men dat de oorspronkelijke kaakfragmenten van dit skelet afkomstig waren, maar ze waren aangetroffen op een hoger richeltje. Men kon dit alleen verklaren door aan te nemen dat een onbekende ze eerder uit het skelet verwijderd had en op het richeltje neergelegd om de vindplaats te markeren.

De resten werden overgebracht naar het Museum of Northern Arizona en bestudeerd door de plesiosauriërexpert Albright, al in 2000 bij de opgraving betrokken, die concludeerde dat het een nog onbekende soort betrof.

In 2007 werd de typesoort Eopolycotylus rankini benoemd en beschreven door Lynn Barry Albright III, David D. Gillette en Alan Lynn Titus. De geslachtsnaam combineert het Grieks èoos, "dageraad", met de naam van het geslacht Polycotylus, een verwijzing naar de oudere geologische leeftijd ten opzichte van die verwant. De soortaanduiding eert Rankin als ontdekker. Tegelijk werd uit hetzelfde gebied de in 2000 aangetroffen Palmula benoemd, de latere Palmulasaurus.

Het holotype, MNA V9445, is gevonden in een laag van de Tropic Shale die dateert uit het late vroege Turonien, zo'n drieënnegentig miljoen jaar oud. Het bestaat uit een skelet met schedel. Bewaard zijn gebleven: de punt van de snuit, de punt van de onderkaken, drie halswervels, zesentwintig ruggenwervels, drie sacrale wervels, een staartwervel, ribben, de volledige schoudergordel, het volledige bekken, het rechteropperarmbeen en bijna de gehele achtervinnen.

De lengte van Eopolycotylus is geschat op vier meter. Gregory S. Paul dacht dat het gewicht op 350 kilogram lag; het is ook geschat op 865 kilogram.

De beschrijvers stelden verschillende onderscheidende kenmerken vast. Twee ervan zijn autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. Het angulare reikt niet tot in de symfyse van de onderkaken. De schacht van het opperarmbeen en het dijbeen is zeer breed in verhouding tot de lengte.

Verder is er een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken. De tanden zijn robuust en hebben ruwe lengterichels. De wervels zijn niet cilindervormig, maar aan de zijkanten en onderzijde ingesnoerd. Sommige wervels zijn horizontaal ingedrukt, zij het matig. De ruggenwervels worden in de zijkanten doorboord door foramina. De schoudergordel lijkt sterk op die van Dolichorhynchops en Trinacromerum. Het opperarmbeen heeft vier facetten voor de articulatie met de beenderen van de onderarm. Het distale uiteinde van het opperarmbeen is zeer breed. Het opperarmbeen verschilt van dat van alle andere Polycotylidae door het bezit van een korte, brede, verticaal afgeplatte en minder golvende nek. Het dijbeen verschilt van dat van Polycotylus latipinnus door een kortere nek en het ontbreken van een sterk verbreed distale uiteinde. Het darmbeen is gebogen met een taps voorste uiteinde. De voorste buitenrand van het schaambeen is niet geschulpt. Het zitbeen loopt achteraan niet taps toe en is vooraan niet breed.

Eopolycotylus is in de Polycotylidae geplaatst. In sommige analyses valt hij uit als zustersoort van Polycotylus.

Het volgende cladogram toont de positie in de evolutionaire stamboom.

Leptocleidia 

Brancasaurus



Vectocleidus


Leptocleididae

Polycotylidae 

Edgarosaurus



Palmulasaurus




Pahasapasaurus


Occultonectia





Manemergus


Thililua


Polycotylinae 


Eopolycotylus


Polycotylus latipinnis




Scalamagnus




Trinacromerum bentonianum

Dolichorhynchia 


Dolichorhynchops osborni


Dolichorhynchops herschelensis






Martinectes



ROM 29010
(Niobrara polycotyline)




Unktaheela