Feliks Paweł Turski | ||||
---|---|---|---|---|
Bisschop van de Rooms-Katholieke Kerk | ||||
Geboren | 14 januari 1729 | |||
Plaats | Czarnocin | |||
Overleden | 31 maart 1800 | |||
Plaats | Krakau | |||
Wijdingen | ||||
Bisschop | 1765 | |||
Kerkelijke loopbaan | ||||
1765-1771 | Bisschop van Chełm | |||
1771-1788 | Bisschop van Łuck | |||
1788-1800 | Bisschop van Krakau | |||
Voorganger | Kajetan Sołtyk | |||
Opvolger | Andrzej Gawroński | |||
|
Feliks Paweł Turski (Czarnocin, 14 januari 1729 - Krakau, 31 maart 1800) was de 66e bisschop van Krakau, bisschop van Chełm en Łuck, prins-bisschop van Siewierz, Ridder in de Orde van de Witte Adelaar en senator.
Feliks Turski was een telg van het Poolse heraldische clan Rogala. Zijn vader was Mikołaj Turski.[1]
Turski werd in 1766 verheven tot Ridder in de Orde van Sint-Stanislaus[2] en in 1773 tot Ridder in de Orde van de Witte Adelaar.[3]
De bisschop gaf in 1771 toestemming voor de oprichting van een seminarie van de Congregatie der Missie in Tykocin. Zijn broer Martin Jozef Turski werd aangesteld als overste.[4] Turski verplaatste in 1796 de Italiaanse Broederschap in Krakau van de Franciscanenkerk naar de Sint-Barbarakerk.[5]
Hij financierde de Kościuszko-opstand met de schatkist van het bisdom van Krakau, maar was zelf gedurende die periode niet in de stad.[6]
Turski was de laatste prins-bisschop van Siewierz en verliet in 1800 het kasteel aldaar.[7] Niet veel later stierf hij in Krakau waar hij in de Wawelkathedraal werd begraven.[8]