Fivelingo of Fivelgo is een streek in de Nederlandse provincie Groningen. De westgrens was het Maarvliet, terwijl de oostgrens ongeveer overeenkomt met de oostgrens van de gemeente Midden-Groningen. Het grenst in het westen aan Hunsingo, in het oosten aan het Oldambt en de Eemsmonding en in het zuiden aan het Gorecht. De streek omvat delen van de gemeenten Eemsdelta, Midden-Groningen, Groningen en Het Hogeland; meer precies het grondgebied van de voormalige gemeenten Appingedam, Loppersum, Slochteren en Ten Boer, alsmede het grootste deel van de voormalige gemeente Delfzijl en een deel van de voormalige gemeente Bedum.
De landbouwstatistiek van 1912 rekende de noordelijke helft van Fivelgo tot het Hogeland, de overige delen tot de Centrale Bouwstreek, de Woldstreek en Klein-Oldambt. De voormalige gemeenten Appingedam, Delfzijl en Termunten werden in 1957 samengevoegd tot een nieuw landbouwgebied, Oost-Fivelgo. Sinds 1991 worden hier de landbouwgebieden Hogeland, Centraal Weidegebied en Oostelijke Bouwstreek onderscheiden.
De naam Fivelgo betekent streek (go of gouw) van de Fivel, een voormalig riviertje in de streek. Sinds de 16e eeuw sprak men - onder invloed van de naam Hunsingo - gewoonlijk van Fivelingo, hoewel de oude naam Fivelgo ook in gebruik bleef.
Fivelingo was het tweede lid van de Ommelanden. De belangrijkste plaats van deze streek was vanouds Appingedam.
Fivelingo wordt gekenmerkt door de maren, borgen en het aardgasveld van Slochteren. Ook de zeehaven Delfzijl en het middeleeuwse stadje Appingedam geven dit gebied zijn karakter.
Net als Hunsingo was Fivelingo (Fivelgo) van oorsprong een Friese gouw. Het was een van de kwartieren van de Ommelanden.
De gouw bestond uit twee of drie onderkwartieren die samenvielen met de belangrijkste seenddistricten of moederparochies. Daarvan was Loppersum vermoedelijk de oudste. Het Oldambt vormde vermoedelijk een eigen onderkwartier of ambt, maar ging in de loop van de twaalfde eeuw een zelfstandig landschap vormen.
In de veengebieden of woldstreken ontstonden in de vijftiende eeuw twee nieuwe onderkwartieren:
Over het algemeen traden de verschillende delen van Fivelingo gezamenlijk op, waarbij men samenkwam in Appingedam. De bewaarde zegelafdrukken van Fivelgo uit 1317, 1405 en 1427/'28 beelden twee heiligen uit; één daarvan stelt Maria voor.[1] In 1579 koos men voor een wapen met een adelaar, dat echter maar korte tijd gebruikt werd.
De grens tussen het Wester- en Oosterambt viel waarschijnlijk samen met die tussen de decanaten of proosdijen Loppersum en Farmsum. Hij komt ook ter sprake in 1303, als het onderhoud van de dijken wordt geregeld. Het gebied ten westen van de Heekt wordt dan Godlinzeranesse (het schiereiland van Godlinze) genoemd. Het Oldeklooster met de dorp Katmis en Nes werd daar later kennelijk aan toegevoegd. De grens tussen de beide decanaten liep verder door tussen Appingedam en Tjamsweer en vandaar naar Duurswold, waar hij samenviel met de kerspelgrens tussen Hellum en Schildwolde.
De rechters van het Westerambt kwamen vermoedelijk bijeen in Loppersum, later ook in Leermens; hier werden ze in hun ambt bevestigd. De seend (kerkelijke rechtspraak) werd echter gehouden in Loppersum, Bierum, Slochteren en mogelijk ook Stedum. Het Westerambt viel in de vijftiende eeuw uiteen in een Westerdeel (rond Loppersum) en een Oosterdeel (rond Leermens). Van het Westerambt is een zegelafdruk uit 1482 overgeleverd, dat de Maria uitbeeldt met het kindje Jezus op de arm, geflankeerd door twee engelen.
Het Oosterambt omvatte de seendstoelen Holwierde en Farmsum. Het onderkwartier trad vermoedelijk niet meer als zelfstandig orgaan op nadat het rond 1400 in handen kwam van de hoofdelingenfamilie Ripperda, die de proosdij Farmsum beheerste. In 1435 traden Holwiede en Marsum nog zelfstandig toe tot het grote landvredeverbond dat de stad Groningen had afgekondigd.
Duurswold wordt voor het eerst als zelfstandige eenheid genoemd in 1406.
Het Vierendeel of Verndell was tevens een waterstaatkundige eenheid, namelijk een schepperij binnen het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest. Als zodanig wordt het in 1408 voor het eerst vermeld. De rechtstoel van dit onderdistrict Vierendeel omvatte echter een groter gebied, met delen van de kerspelen Ten Boer, Garmerwolde en Heidenschap die binnen het Scharmerzijlvest lagen. Ten Boer werd echter nog in 1465 bij het Westerdeel gerekend.
In de 1659 werd een nieuwe indeling ingevoerd, die in 1749 weer werd afgeschaft. Bij die gelegenheid werden drie districten met ieder vijftien dorpen gevormd:[2]
De (nogal willekeurige) grenzen van deze districten staan afgebeeld op de provinciekaart van Theodorus Beckeringh uit 1781.
Het in het Oudfries gestelde Fivelgoër Landrecht (wetten) maakt een belangrijk deel uit van overgebleven Oudfriese teksten.
Het zuidelijke deel van Fivelingo was laagland dat menigmaal overstroomde. Er was een lage zandrug waar een aantal belangrijke dorpen op liggen. Dit is de lijn Slochteren, Schildwolde, Hellum, Siddeburen.
In de middeleeuwen was Appingedam de belangrijkste stad van Fivelingo en overige de Ommelanden. Oorspronkelijk was Garrelsweer de voornaamste plaats, zoals blijkt uit een oorkonde van 1057. Garrelsweer verloor zijn positie waarschijnlijk door de verzanding van de Fivel. Ook Appingedam wist zich op de lange duur niet te handhaven tegenover de groeiende macht van de stad Groningen in de Ommelanden. Later kwam daar de groei van Delfzijl bij met zijn haven. Toch bleef Appingedam de hoofdplaats van Fivelingo. Die positie is tegenwoordig nog steeds in de oude binnenstad terug te vinden.
Vanwege de sterke economische positie en de gunstige ligging aan zee met rivieren die hun weg naar de Eems en de Noordzee zochten, was Fivelgo voor munters een interessant gebied om hun producten af te zetten. Zo is er zowel in de vroege als in de late Middeleeuwen gemunt door Godfried II met de Baard, hertog van Nederlotharingen (1065-1069), te Merum, door waarschijnlijk de Brunoon Egbert II (1068-1077?) te Garrelsweer en Jemgum, door hoofdelingen (MONETA FIVLGOIE) in de 14e eeuw en door de Groninger Ommelanden 1579-1580 te Appingedam.
Fivelingo was ook de naam van een voormalige waterschap, dat na het graven van het Eemskanaal het noordelijke deel van het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen in zich opnam.