Gewoon gaffeltandmos | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Dicranum scoparium Hedw. | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Gewoon gaffeltandmos op Wikispecies | |||||||||||||
|
Gewoon gaffeltandmos (Dicranum scoparium) behoort tot de mossen (Bryophyta) en meer bepaald tot de familie van de Dicranaceae. Het mos wordt 5 à 10 cm hoog en groeit van april tot december.
Het mos vormt glanzend groene tapijten en wordt tot 10 cm hoog. Naargelang het seizoen verkleuren deze geel of bruinachtig. De stengels zijn onvertakt of hooguit zwak gevorkt. Het onderste deel van de stengels is meestal omgeven door een dicht bruinachtig of grijs rhizoïdvilt. De bladen zijn verspreid ingeplant en hebben een eironde voet. Ze zijn gezaagd en hebben een lange priemvormige spits. Alle bladen groeien in dezelfde richting. Het bruine gladde sporangium (kapsel) is gebogen en cilindervormig. De bruinrode seta is 2 à 4 cm lang.
Dicranum scoparium is een tweehuizige soort die zich vaak vegetatief voortplant door stengels of takken af te breken.
Het komt voor in bossen en op heiden met een zure humuslaag. Daarnaast groeit het ook op boomstammen en rotsen.
De soort komt voor op het noordelijk halfrond, namelijk in gematigde streken. Het verspreidingsgebied strekt zich noordwaarts uit tot in de toendragebieden en in de bergen tot een hoogte van 3000 m. De soort komt ook voor in Nieuw-Zeeland, de Canarische Eilanden en Madeira. Dit mos is wijdverspreid en algemeen in Europa.
In Nederland komt het algemeen voor. Het staat niet op de rode lijst en is niet bedreigd.[1]