Hans van der Laan | ||||
---|---|---|---|---|
Hans van der Laan, ca. 1978
| ||||
Persoonsinformatie | ||||
Nationaliteit | Nederland | |||
Geboortedatum | 29 december 1904 | |||
Geboorteplaats | Leiden | |||
Overlijdensdatum | 19 augustus 1991 | |||
Overlijdensplaats | Mamelis | |||
Beroep | architect, textielontwerper, ontwerper | |||
Werken | ||||
Belangrijke gebouwen | Abdijkerk, Mamelis | |||
Archieflocatie | Nieuwe Instituut | |||
RKD-profiel | ||||
|
Dom Hans van der Laan (Leiden, 29 december 1904[1] - Mamelis, 19 augustus 1991) was een Nederlandse benedictijner monnik en architect. Hij was een van de leidende figuren van de Bossche School. Zijn ideeën over ruimte-ervaring en maatverhoudingen, met name zijn vondst van het plastische getal en het matenstelsel dat hij daaruit ontwikkelde, hadden grote invloed.
Van der Laan was een zoon van de Leidse architect Leo van der Laan. Ook zijn broers Jan van der Laan en Nico van der Laan werden architect. Hans studeerde van 1923 tot 1926 architectuur aan de Technische Hogeschool te Delft, waar prof. M.J. Granpré Molière vanaf 1924 de scepter zwaaide. Na drie jaar hield hij de studie echter voor gezien en verliet hij Delft om monnik te worden van de Sint-Paulusabdij te Oosterhout. Als koster raakte hij geïnteresseerd in de vormgeving van liturgische voorwerpen en kerkelijk meubilair. Ook zijn belangstelling voor bouwkunst werd opnieuw gewekt. Hij probeerde een antwoord te vinden op de vraag wat architectuur in essentie is en ontwikkelde een theorie over ruimte, vorm en grootte, waarin het plastisch getal, een driedimensionale uitwerking van de gulden snede, een centrale rol speelde. Zijn studie resulteerde in het klassiek geworden architectuurtractaat De architectonische ruimte (1977). In 1968, na de voltooiing van de daar door hem gebouwde abdijkerk, verhuisde Van der Laan naar de Sint-Benedictusabdij te Mamelis bij Vaals.
Na de Tweede Wereldoorlog verzorgde Van der Laan, samen met zijn broer Nico, de lessen Kerkelijke Architectuur in het Kruithuis in 's-Hertogenbosch. Uit deze cursus kwam de architectuurstroming de Bossche School voort. Om zijn ideeën over verhoudingen inzichtelijk te maken ontwikkelde Van der Laan verschillende hulpmiddelen, waaronder de abacus en de morfotheek, respectievelijk voor tweedimensionale en driedimensionale vormen.
Van der Laan ontwierp een klein aantal gebouwen en bouwcomplexen. Voor de St.-Paulusabdij in Oosterhout ontwierp Van der Laan samen met zijn broer Nico o.m. de kapittelzaal (1930) en het gastenverblijf (1938-1939). In Helmond bouwde hij samen met Nico de achthoekige St.-Josephkapel (1948-1949). De kerk van de Abdij St. Benedictusberg (1956-1968) te Mamelis (bij Vaals) is zijn bekendste gerealiseerde werk. Zijn ontwerp voor de nieuwe kloosterhof met bibliotheek en galerij van deze abdij (1985-1987) werd in 1989 bekroond met de Architectuurprijs Limburg. In het Belgische Waasmunster bouwde de monnik voor de Mariazusters van Franciscus in 1975 Abdij van Roosenberg, evenals het moederhuis voor dezelfde congregatie (na 1978). In Best (bij Eindhoven) liet Jos Naalden een woonhuis naar ontwerp van hem bouwen (Huis Naalden, 1978-1981). Het laatste werk dat naar Van der Laans ontwerp werd gerealiseerd is het klooster Jesu Moder Marias (Mariavall) voor de zusters Benedictinessen bij Tomelilla in Zuid-Zweden (1986-1995). Zijn ontwerp voor een klein benedictijnenklooster (1987-1989), eveneens in Tomelilla, is niet uitgevoerd.
De bekendste publicaties van Van der Laan zijn Het plastische getal, Leiden (Brill) 1967, De architectonische ruimte, Leiden (Brill) 1977 en Het vormenspel der liturgie, Leiden (Brill) 1985.