Holoptychius Status: Uitgestorven, als fossiel bekend Fossiel voorkomen: Laat-Devoon | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||
Holoptychius Agassiz, 1839 | |||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||
Holoptychius nobilissimus Agassiz, 1839 | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Holoptychius op Wikispecies | |||||||||||||
|
Holoptychius[1][2][3] is een geslacht van uitgestorven kwastvinnigen dat leefde in het Laat-Devoon en wereldwijd voorkwamen.
Het lichaam van deze buikige, gestroomlijnde vis was bedekt met dunne, ronde schubben en had een asymmetrische staart. Tijdens de voortbeweging kon het lichaam naar beneden gedrukt worden door de opgewekte kracht van de bovenste staartlob, maar dit werd voorkomen door de hoog op de flanken geplaatste, gespierde, lange borstvinnen, waardoor de vis op koers bleef. Door de spreiding van deze vinnen kreeg het lichaam een opwaartse druk, waardoor de neerwaartse druk, die werd opgewekt door de staart, gecompenseerd werd.
Soorten uit dit geslacht waren roofvissen die jacht maakten op andere beenvissen. Op de rand van het verhemelte bevonden zich een soort slagtanden. De vis pakte de prooi met zijn kaken, waarop kleine scherpe tanden stonden, om die prooi dan in zijn geheel te verzwelgen.
Literatuur
Noten