Jerom | ||||
---|---|---|---|---|
Strippersonage | ||||
Op een muur in Brussel worden van boven naar beneden Schanulleke, Wiske, Suske, tante Sidonia, Lambik, Jerom en Manneken Pis afgebeeld.
| ||||
Bedacht door | Willy Vandersteen | |||
Stripreeks | Suske en Wiske, Jerom, Amoras, J.ROM - Force of Gold en De Kronieken van Amoras | |||
Introductie | 1953, in De dolle musketiers | |||
Kenmerken | bovenmenselijke spierkracht | |||
Familie | Moe Mie (moeder), oom (naam onbekend) | |||
Lijst van personages uit Suske en Wiske | ||||
|
Jerom is een van de hoofdfiguren uit de stripreeks Suske en Wiske. Hij werd in 1953 in opdracht van Willy Vandersteen ontworpen door Karel Verschuere. Jerom werd datzelfde jaar nog in een van de verhalen geïntroduceerd en heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een van de belangrijkste en populairste personages uit de reeks. Jerom staat vooral bekend om zijn bovenmenselijke spierkracht en andere zeer bijzondere lichamelijke vaardigheden.
Het personage kreeg in 1962 een eigen stripreeks, naast zijn inmiddels vaste rol in Suske en Wiske. Hij speelt daarnaast een vaste rol in de stripreeksen Amoras, J.ROM - Force of Gold en De Kronieken van Amoras (spin-offs van de oorspronkelijke Suske en Wiske-reeks).
Jerom maakte zijn debuut in De dolle musketiers, een verhaal van Vandersteen uit 1953. Hij werd hierna een vaste metgezel van de overige hoofdpersonages: Suske, Wiske, Lambik en Sidonia. Vandersteen tekende Jerom hier en in de eerste verhalen erna nog als een brute dommekracht, gekleed als een holbewoner met enkel een berenvel. Het personage was beïnvloed door de holbewoner uit de Amerikaanse stripreeks Alley Oop door V.T. Halmin.[1]
Veel lezers waren meteen geïnteresseerd in Jerom. Anderzijds kwam er ook vanaf het begin kritiek op het personage. Vandersteen kreeg boze brieven van lezers die vielen over Jeroms onbehouwen karakter. Vandersteen besloot na een tijdje om Jerom niet langer als een halfnaakte woesteling die enkel in een berenvel was gekleed te tekenen, maar hem in plaats daarvan gewoon hedendaagse kleding – een vest, broek en schoenen – te laten dragen. Ook Jeroms karakter werd iets bijgeschaafd.
In een paar van de verhalen die al voor De dolle musketiers waren gepubliceerd (zoals De mottenvanger) is in de latere albumuitgaven alsnog de naam van Jerom toegevoegd. Er wordt dan bijvoorbeeld gemeld dat Jerom op vakantie is en daarom in dat verhaal niet meedoet.
Jerom is boven alles uitzonderlijk sterk, zodat hij bijvoorbeeld grote groepen tegenstanders en monsters kan verslaan, een knoop kan leggen in een zeer dikke ijzeren staaf, en gebouwen met slechts één vinger kan verplaatsen. Daarnaast heeft hij nog een hoop andere heel opmerkelijke lichamelijke eigenschappen. Zijn ogen kunnen bijvoorbeeld lichtgeven en als eens soort röntgenapparaat door massieve voorwerpen heen kijken. Als hij aangesloten wordt op elektrische apparaten geeft hij hieraan energie (bijvoorbeeld in De knokkersburcht). Hij is ook in staat om zeeën over te zwemmen, meren leeg te drinken, over gebouwen en zelfs tot in de wolken te springen en hij kan zich via een tunnel door de grond boren. Hij kan zo hard blazen dat het gaat stormen. Hiermee kan hij een zeilboot vooruit blazen als er geen wind staat of zelfs hele legers of zware stenen wegblazen.
In De speelgoedzaaier blijkt Jeroms borst bestand te zijn tegen kogels, die erop afketsen. In latere albums laat Jerom zich desondanks geregeld in bedwang houden door iemand met een revolver. Dat geldt ook voor toverkracht; soms heeft deze geen effect op hem (Witte Zwanen Zwarte Zwanen) en soms wel (Het drijvende dorp). Hij is ook berucht vanwege zijn "T-slag" (T=tijd)(Wattman). Hij deelt dan een mep uit aan iemand, die zich vervolgens pas enkele seconden later realiseert dat hij knock-out is geslagen en dus in zwijm moet vallen.[2]
Jeroms inspanningen lijken hem slechts zelden te vermoeien. In De wilde weldoener onthult hij de reden dat hij zijn ogen altijd gesloten houdt: zijn oogleden zijn te zwaar. Hij kijkt door spleetjes. Soms tracht hij zijn krachten te sparen door bijvoorbeeld met slechts één vuist objecten tot diep in de grond te slaan of te vernielen. Ook probeert hij soms te vechten zonder iemand effectief te slaan. Hij schakelt zijn tegenstander dan uit door even te blazen of hem met de luchtverplaatsing van zijn armbeweging weg te laten waaien. Soms gedraagt Jerom zich ook bijzonder gewelddadig en vecht dan doelbewust in een stofwolk, vraagt de rest en de lezers even hun ogen te sluiten of laat de tekenaars een prentje boven het geweld plaatsen zodat de gruwel onzichtbaar blijft.
Jerom vertoont soms een buitengewoon grote eet- en drinklust.
Hij is ondanks zijn enorme kracht enkele keren lichamelijk verslagen, bijvoorbeeld door de 'Hulkbik' in De Sterrensteen, waarin Lambik gemuteerd is door een meteoriet. In De kale kapper raakt Jerom door een toverdrank tijdelijk al zijn kracht kwijt. Iets dergelijks gebeurt ook in De slimme slapjanus, waar hij als gevolg van een jeugdtrauma tot niets meer in staat is.
In zijn debuutverhaal De dolle musketiers is Jerom een kwaadaardige bruut die door de boosaardige hertog Le Handru wordt ingezet als geheim wapen. In opdracht van Le Handru slaat Jerom zonder genade iedereen in elkaar die de hertog tegenwerkt. Het enige waarmee Jerom getemd kan worden is anijs, wat de hertog hem ook geregeld toedient. Wiske ontdekt echter dat Jerom nog een andere zwakke plek heeft, wanneer hij haar na een achtervolging heeft gevangen en met Schanulleke speelt. Jerom is bang dat Schanulleke zal sterven omdat ze niet wil eten. Op voorwaarde dat ze wordt vrijgelaten, biedt Wiske aan Schanulleke aan het eten te helpen. Vervolgens weet ze Jerom te overtuigen voortaan aan hun kant te staan en zich voor het goede in te zetten, dan mag hij ook af en toe met Schanulleke blijven spelen. Jerom vindt het een geweldig idee en stemt meteen in. In de rest van het verhaal helpt hij de vrienden en aan het eind reist hij met hen mee terug naar de 20e eeuw. Vanaf dan is hij ook een van de hoofdpersonages in de serie.
In de eerste verhalen hierna kleedt en gedraagt Jerom zich nog als een ongemanierde holbewoner. Na verloop van tijd begint hij zich echter beschaafder te kleden en zich ook beleefder te gedragen. In De tamtamkloppers draagt hij voor het eerst een stropdas, dan wel nog boven zijn dierenhuid. Hij vertoont zelfs een onkreukbare ethiek. Hij laat zich niet omkopen en verraadt zijn vrienden nooit, in tegenstelling tot Lambik. Jerom zet zich ook belangeloos in voor goede doelen of mensen in nood, soms zelfs wanneer het om een tegenstander gaat. In Het sprekende testament helpt Jerom zelfs in het geheim de sprekende kat omdat hij vreest voor diens leven bij het uitvoeren van de opdrachten. Hij vecht ook niet meer tegen dieren en probeert ook zijn kracht te beheersen.
Enkel wanneer Jerom wordt betoverd, gehypnotiseerd, verleid of bedwelmd door een of ander middel loopt hij over naar de verkeerde kant en verraadt zijn vrienden of is hij uitgeschakeld. Dit gebeurt onder meer in De knokkersburcht, waar het Jeroms eigen spiegelbeeld is dat vervolgens "invalt" voor de goede zaak. In De circusbaron wordt Jerom door zijn ontvoerders onder volledige hypnose gebracht en gebruikt als instrument. In andere verhalen blijkt aan het einde van het verhaal soms dat Jerom bij volle verstand om een bepaalde reden overliep naar de andere kant, die dan pas duidelijk wordt.
Jeroms kracht leidt er soms toe dat zijn vrienden zijn intelligentie onderschatten. Vooral Lambik behandelt hem soms als een kind of simpele geest of een wild dier. Niettemin is Jerom soms niet vertrouwd met bepaalde zaken en moeten de anderen hem hierover uitleg geven. Ook wordt Jerom geregeld ingeschakeld om lastige of moeilijke karweitjes te doen. Sidonia laat hem al eens de afwas doen. Ondanks alle moderne aanpassingen voelt Jerom zich niet altijd helemaal thuis in de moderne maatschappij.
Qua gemoed gedraagt Jerom zich meestal kalm en nuchter. Wanneer de rest om hem heen in paniek is, agressief doet of andere hevige emoties vertoont blijft Jerom bijna altijd beheerst en meester van de situatie.
Qua spreekstijl is Jerom nooit geëvolueerd. Hij praat nog altijd in zijn kenmerkende stijl: hij slaat steevast de eerste lettergreep (soms meerdere lettergrepen) of het eerste woord van elke zin over en hij gebruikt bijvoorbeeld geen lidwoorden. Lambiks naam kort hij steevast af tot "Bik". Ook namen van anderen kort hij geregeld af. Bijvoorbeeld: "(ik) Snap er niks van", "(ve)Rdorie!", "(ver)Roest!" "(het is) Toch zo". In oudere verhalen worden de omissies aangegeven door puntjes ...
Jerom is letterlijk onverslaanbaar, waardoor het voor de striptekenaars en scenaristen op den duur moeilijk werd om de plots nog echt spannend te houden. Sommige lezers vonden dan ook dat de introductie van Jerom als deus ex machina, die elke vijand en ieder probleem oplost, het verloop van de verhalen nogal voorspelbaar maakte. Om die reden krijgt Jerom met name in de eerste verhalen na zijn introductie − die nog geheel van Vandersteen zelf zijn − vaak geen grote rol toebedeeld. Zo gaat hij bijvoorbeeld aan het begin van het verhaal op vakantie of moet hij werken. Vaak roepen de vrienden dan zijn hulp in op het moment dat ze hem nodig hebben, bv. om een berg stenen weg te halen of een zeilboot vooruit te blazen en dan wordt hij naar de plek geflitst waar hij nodig is en als hij klaar is wordt hij dan teruggeflitst. Als hij toch beschikbaar is, wordt hij vaak gedurende een groot deel van het verhaal uitgeschakeld door bijvoorbeeld vergif, hypnose, toverkracht of -drankje of een slaapmiddel. In het album De zwarte zwaan wordt Jerom gehinderd door zijn belofte aan een zigeunervrouw dat hij haar broers geen pijn mag doen. De andere hoofdpersonen moeten de problemen dan alleen oplossen.
Vaak zijn Jerom en Lambik hevige concurrenten (bijvoorbeeld in de liefde, zoals in Tedere Tronica (1968), of in hun beroep, zoals in De zwarte zwaan (1958)). Maar als ze elkaar vinden in een gemeenschappelijke afkeer over een maatschappelijke onrechtvaardigheid vormen ze een hecht duo, bijvoorbeeld dierenleed in De straatridder (1956), verkilling in De vlijtige vlinder (1977) en dictatuur in De Krimson-crisis (1988).
Met de overige personages schiet Jerom meestal goed op. Hij heeft een speciale band met Wiske omdat ze de eerste was die zijn zachte kant ontdekte.
Jerom vervult af en toe een hoofdrol, zoals in De toffe tamboer (1981) en Jeromba de Griek (1965). In De circusbaron (1954) is zijn ontvoering de aanzet tot het hele verhaal.
In sommige verhalen worden vrouwen verliefd op Jerom en/of andersom:
Onder meer in De malle mergpijp (1973) staat de voorgeschiedenis van Jerom centraal. Het blijkt dat hij eigenlijk uit de prehistorie afkomstig is. Zijn enorme kracht dankt hij aan een sjamaan, die met een mergpijp kleurstof op een grottekening blies. Ook Jeroms moeder Moe Mie, een gezette vrouw, komt in dit verhaal in beeld. Uit hetzelfde verhaal blijkt dat Jeroms vader omkwam tijdens een gevecht tegen de Grotkastaars. Ergens tijdens zijn prehistorische leven raakte Jerom ingevroren en werd pas ontdooid in de 17e eeuw door hertog Le Handru.
In De jungleschatjes (1989), een album uit de stripreeks van Jerom, ontmoet Jerom Drammer en Roetsje. Moe Mie heeft veel last van deze twee kinderen, het blijken zijn neefje en nichtje te zijn. Ze spelen ook een rol in de daarop volgende verhalen, want ze blijven bij Jerom wonen. Pas in De primitieve paljassen (2006) blijkt dat Moe Mie een broer heeft, dit is dus een oom van Jerom.
In De nerveuze Nerviërs (1967) beweert professor Barabas in strook 31 dat Jeroms eerste geslacht in het Oude Gallië ontstond, vlak voor de Romeinen het gebied kwamen veroveren. Volgens zijn theorie heeft Jerom zijn kracht te danken aan het feit dat zijn voorouders in hun jeugd allemaal sterk en wilskrachtig waren. Dit spreekt echter het feit tegen dat Jerom een holbewoner is die in de 17e eeuw pas werd ontdooid. Als Jerom dus daadwerkelijk uit de prehistorie afkomstig is, kan zijn eerste geslacht nooit pas tijdens de periode van de Romeinse verovering van Gallië ontstaan zijn. In latere albums, zoals De malle mergpijp (1973), De slimme slapjanus (1993) en De primitieve paljassen (2006) volgt men meer de versie dat Jerom uit de prehistorie afkomstig is.
Sinds hij naar het heden werd geflitst trok Jerom bij Lambik in.
In 1962 kreeg Jerom zijn eigen stripreeks als spin-off van Suske en Wiske. Professor Barabas en tante Sidonia hebben een rol in deze avonturen, net als de schurk Krimson. De andere karakters uit de Suske en Wiske-hoofdreeks zijn in de Jerom-verhalen niet aanwezig.
Vanaf verhaal 12 (De gouden stuntman, 1967) verandert de reeks. Jerom, professor Barabas en tante Sidonia zijn vanaf dat album lid van Morotari (Moderne Ronde Tafel Ridders). Jerom is een superheld in een gouden outfit en rijdend op een gouden motor die ook vliegen kan. In deze outfit dook Jerom ook in enkele Suske en Wiske-albums op, zoals De Galapagosgassen, Het kregelige ketje en De groffe grapjas. Naast Jerom, professor Barabas en tante Sidonia spelen de president van Morotari, Arthur, en andere ridders een rol. In verhaal 18 (De vuurberg van Itihat, 1968) wordt het zoontje van Arthur, Odilon, geïntroduceerd. De jongen komt van een kostschool en Jerom krijgt de taak om hem in de tradities van de vereniging op te leiden. Dit valt niet mee, Odilon is erg eigenwijs en onhandig.
Na De groene reeks kwam er in 1982 een stripreeks met een meer sprookjesachtig karakter. In De wonderbare reizen van Jerom komen tante Sidonia en professor Barabas niet meer voor. Suske en Wiske komen soms kort voor, maar spelen geen echte rol in deze serie. Jerom kan niet verwond worden, omdat hij zich elke ochtend wast met een mengsel van vloeibaar beton en kokend lood.
Jerom heeft veel contact met tovenaar Astrotol die op een planetoïde woont. Astrotol weet veel over de sprookjesnevel, een plek in het heelal waar veel sprookjesplaneten rondzweven. Jerom heeft ook veel contact met Dolly, zij leest graag sprookjes voor aan kinderen. Om meer over de sprookjes te weten te komen, wordt gebruik gemaakt van de tijmtrotter (een vliegende machine waarmee ook door de tijd gereisd kan worden). De toverkracht van Astrotol mislukt bijna altijd, waarna Jerom de situatie moet redden. In Het mysterie Nooittevree (1986) krijgt Dolly een schoonheidsbehandeling en ziet er vanaf dat moment beeldschoon uit. Jerom gaat dan samenwonen met Dolly. Ook haar neefje en nichtje, Boskop en Femke, komen in het huis te wonen. Zelfs Astrotol verlaat in De boze broeders (1986) zijn astroïde en trekt in bij de vrienden.
In 2008 begonnen Charel Cambré en Ronald Grossey te werken aan een driedelige spin-offserie waarin Jeroms belevenissen voorafgaand aan De dolle musketiers centraal moesten staan. Er zou onthuld worden hoe Jerom ooit in de kooi van de hertog Le Handru was beland. Er lag al een aanzienlijk aantal schetsen klaar, maar uiteindelijk veegde Standaard Uitgeverij het hele plan voor de serie van tafel omdat het gevaar van interferentie met de Suske en Wiske-hoofdreeks te groot leek. Cambré startte hierna een andere spin-offreeks, Amoras.[3]
In de oudere Nederlandse uitgaven van Suske en Wiske, werd de naam Jerom vervangen door de naam Jeroen.
Enkele Suske en Wiske-albums zijn ook verschenen in andere landen en in deze vertalingen heeft Jerom soms een andere naam:
In de volgende talen heet Jerom gewoon Jerom:
In Sterrenrood (2015) komt Jerom niet voor, maar zijn evenbeeld werkt als stoker in een schip van de Red Star Line. Deze Jerom is net zo sterk en heeft ook warme gevoelens voor het lappenpopje dat Wiske van Stiefrijke heeft gekregen van Madeleine Scapin de Boule.
Vanaf 1960 werd een spel rond Jerom uitgebracht: "Op-Jerommeke", een soort stok met Jeroms hoofd erop waarbij een ring aan een koord over zijn neus moest gegooid worden. In het album De zingende zwammen (1960) wordt er voor dit spel expliciet reclame gemaakt.