Martinectes

Skeletmodel van Martinectes

Martinectes is een geslacht van de Plesiosauria dat tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika. De enige benoemde soort is Martinectes bonneri.

Vondst en naamgeving

[bewerken | brontekst bewerken]

Larry Dean Martin van het Kansas University Museum of Natural History vond twee skeletten van plesiosauriërs. Een kreeg het inventarisnummer KUVP 40002 en werd opgegraven in het noorden van Niobrara County, Wyoming, bij de Johnson Ranch. Het andere werd KUVP 40001 en kwam uit de Wallace ranch in Fall River County, South Dakota. De grote schedels van de skeletten werden begin jaren negentig geborgen en geprepareerd door Orville W. Bonner. Daarbij bleek dat ze vrijwel identiek waren.

In 1994 schreef Dawn Adams een artikel waarin ze de vondsten benoemde als een nieuwe soort van Trinacromerum: Trinacomerum bonneri. De soortaanduiding eert Bonner. Toen ze dit artikel in 1997 liet publiceren had Kenneth Carpenter echter in 1996 al een paper laten verschijnen waarin de schedels werden toegewezen aan Dolichorhynchops osborni. Een tijdlang bleef dat een gangbare interpretatie totdat Lynn Barry Albright III ze in 2007 toewees aan Polycotylus latippinus.

Intussen waren ook de postcrania geprepareerd, mede om er afgietsels van te maken, en Frank Robin O'Keefe concludeerde in 2008 dat het toch een aparte soort betrof, zij het dan van Dolichorhynchops: Dolichorhynchops bonneri.

In 2024 concludeerden Robert Clark, Robin O'Keefe en Sara Slack dat “D." bonneri, het specimen ROM 29010 en Unktaheela samen een tak vormden waartoe Dolichorhynchops osborni niet behoorde. Beter dan al die vormen bij Dolichorhynchops onder te brengen leek het ze een apart geslacht te benoemen: Martinectes met als combinatio nova de soort Martinectes bonneri. De typesoort is de oorspronkelijke combinatie Trinacomerum bonneri. De geslachtsnaam is een combinatie van een verwijzing naar Martin met het Grieks nèktès, "zwemmer".

Het holotype, KUVP 40002, is gevonden in de Sharon Springs Member van de Pierre Shale die dateert uit het vroege Campanien. Het bestaat uit een skelet met schedel. De postcrania zijn vrijwel compleet, maar van kop is alleen en een stuk van het achterdeel aanwezig, waaronder het basioccipitale, de pterygoïden en het linkersquamosum.

Het paratype is KUVP 40001 uit dezelfde formatie. Ook dit is een skelet met schedel. Het omvat mede de onderkaken, de eerste drie halswervels, ruggenwervels, ribben, beide schaambeenderen, beide zitbeenderen, het linkeropperarmbeen en het linkerdijbeen.

Adams wees in 1997 het skelet TAMU 3001 toe. In 2019 werden drie specimina toegewezen, het jonge dier UNSM 55810, een skelet met schedel, het volwassen dier UNSM 50133, een schedel en het skelet met schedel AMNH 5834. In 2024 werd dit laatste exemplaar als een ander, nog onbenoemd, taxon gezien.

Opperarmbeen en dijbeen van UNSM 50133

Met schedels van rond een meter lengte behoort Martinectes tot de grootste bekende Polycotylidae. Carpenter schatte de lichaamslengte op ruim vijf meter. Mike Everhart hield het op zes à zeven meter.

De beschrijvers stelden in 2024 verschillende onderscheidende kenmerken vast. Een daarvan is een autapomorfie, een unieke afgeleide eigenschap. Het angulare steekt uit voor het spleniale, de symfyse van de onderkaken binnendringend. Een in 2019 gestelde autapomorfie, het bezit van twee gewrichtsfacetten aan het uiteinde de processus paroccipitalis, bleek in 2024 ook aanwezig te zijn bij ROM 29010 en Unktaheela specta.

Verder is er een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken. Het voorhoofdsbeen heeft een lange voorste tak in de snuit. De voorste bovenrand van de oogkas wordt overkapt door een beenrichel. De kam van de wandbeenderen loopt geleidelijk op aan het voorste uiteinde. De kam van de wandbeenderen is hoog en gewelfd. De voorste takken van de pterygoïden versmelten aan hun uiteinden en splijten de middelste symfyse van de ploegschaarbeenderen met hun achterrand. Het pterygoïde vormt achteraan een beenplaat met zijranden die samen een rechthoek vormen. Het pterygoïde heeft een achterste verlenging die op hetzelfde niveau ligt als de achterhoofdsknobbel. Het parasfenoïde heeft een dolkvormig uitsteeksel dat uitsteekt in de voorste holte tussen de pterygoïden. Het ectopterygoïde steekt naar voren om een beennaad te vormen met het zijvlak van het verhemeltebeen. De processus paroccipitalis heeft twee gewrichtsfacetten. Het suspensorium (met name bestaand uit de quadrata) staat verticaal. Het articulare vormt het merendeel van de bovenrand van het retroarticulair uitsteeksel. Er zijn eenentwintig halswervels. Het schouderblad heeft een gebogen bovenste tak. Het darmbeen is recht in plaats van bovenaan taps toe te lopen. De rij van onderarmbeenderen telt vijf verbeningen. Het dijbeen is breed, minder dan 80% langer dan wijd.

Martinectes is in de Polycotylidae geplaatst, meer bepaald in de Dolichorhynchia, als zustertaxon van specimen ROM 29010.

Het volgende cladogram toont de positie in de evolutionaire stamboom.

Leptocleidia 

Brancasaurus



Vectocleidus


Leptocleididae

Polycotylidae 

Edgarosaurus



Palmulasaurus




Pahasapasaurus


Occultonectia





Manemergus


Thililua


Polycotylinae 


Eopolycotylus


Polycotylus latipinnis




Scalamagnus




Trinacromerum bentonianum

Dolichorhynchia 


Dolichorhynchops osborni


Dolichorhynchops herschelensis






Martinectes



ROM 29010
(Niobrara polycotyline)




Unktaheela














  • Carpenter, K. 1996. "A review of short-necked plesiosaurs from the Cretaceous of the western interior, North America". Neues Jahrbuch für Geologie und Paläontologie, Abhandlungen 201(2): 259–287
  • Adams, D.A. 1997. "Trinacromerum bonneri, new species, last and fastest pliosaur of the Western Interior Seaway". Texas Journal of Science 49(3): 179-198
  • Albright, B.A., D.D. Gillette, and A. Titus. 2007. "Plesiosaurs from the Upper Cretaceous (Cenomanian-Turonian) Tropic Shale of southern Utah, part 2: Polycotylidae". Journal of Vertebrate Paleontology 27(1): 41–58
  • F. Robin O'Keefe. 2008. "Cranial anatomy and taxonomy of Dolichorhynchops bonneri new combination, a polycotylid (Sauropterygia: Plesiosauria) from the Pierre Shale of Wyoming and South Dakota", Journal of Vertebrate Paleontology, 28(3): 664-676
  • Morgan, D.J. & O'Keefe, F.R. 2019. "The cranial osteology of two specimens of Dolichorhynchops bonneri (Plesiosauria, Polycotylidae) from the Campanian of South Dakota, and a cladistic analysis of the Polycotylidae". Cretaceous Research 96: 149-171
  • (en) Clark, Robert O., O'Keefe, F. Robin, Slack, Sara E. (2024-05). A new genus of small polycotylid plesiosaur from the Upper Cretaceous of the Western Interior Seaway and a clarification of the genus Dolichorhynchops. Cretaceous Research 157: 105812. DOI:10.1016/j.cretres.2023.105812.