Pieter Cramer

Plaat 3 uit De uitlandsche Kapellen

Pieter Cramer (Amsterdam, gedoopt op 21 mei 1721 – Amsterdam 28 september 1776) was een rijke Nederlandse koopman in linnen en Spaanse wol, maar geniet zijn grootste bekendheid als entomoloog. Cramer was voorzitter van het Zeeuws Genootschap en lid van het genootschap Concordia et Libertate dat gevestigd was in Amsterdam. Dit literaire en patriottische genootschap, waar Cramer lezingen over mineralen gaf, financierde zijn bundels Uitlandsche Kapellen, voorkomende in de drie Waereld-Deelen Asia, Africa en America, handelend over exotische vlinders uit drie delen van de wereld, Azië, Afrika en Amerika.

Cramer bracht een enorme natuurhistorische collectie bijeen van schelpen, versteningen en insecten van alle ordes. Er waren veel kleurrijke vlinders bij, verzameld in landen als Suriname, Ceylon, Sierra Leone en Nederlands-Indië, waarmee Nederland koloniale of handelsbanden had.

Op aanraden van Caspar Stoll ging Cramer over tot het publiceren. Hij zocht Gerrit Wartenaar Lambertz aan om zijn verzamelde dieren te tekenen, en ook exemplaren uit andere verzamelingen, zoals die van stadhouder Willem V van Oranje-Nassau. Uiteindelijk liet Cramer in zijn testament vastleggen dat de tekeningen moesten worden gepubliceerd. Hij bracht daartoe zijn tekeningen onder bij zijn neef Antoon van Rensselaer.

De uitlandsche Kapellen verscheen in de periode 1775-1782 in afleveringen die doorgaans twaalf platen met bijbehorende tekst omvatten. In totaal verschenen 34 afleveringen, te verdelen in vier bundels. Cramer zelf stierf na acht nummers (deel 1) in 1776 aan hoge koortsen, maar had toen de tekst en platen van deel 2 en 3, en het begin van deel 4 al klaar, zodat ook dat deel van het werk aan hem wordt toegeschreven. Het werk werd afgerond door Stoll en Van Rensselaer. Het is een belangrijk werk met hoogwaardige illustraties, het eerste over exotische vlinders dat werkte volgens de systematiek van Linnaeus. In het werk zijn ruim 1650 vlindersoorten afgebeeld op 396 platen. De collectie van Cramer is later verkocht, deels vervallen, en verdeeld geraakt. Naturalis is eigenaar van een behoorlijk deel ervan.

Prioriteit van namen in De uitlandsche Kapellen

[bewerken | brontekst bewerken]

Diverse auteurs geven het jaartal 1779 op wanneer ze verwijzen naar een naam die in deel 1 of 2 van De uitlandsche Kapellen werd gepubliceerd, en dit jaartal is vervolgens in diverse databases overgenomen. Het jaartal 1779 (MDCCLXXIX) staat op de titelpagina van de band waarin deel 1 en 2 zijn samengebonden; de afzonderlijke delen verschenen echter eerder. De eerste zeven afleveringen (p. 1–132, pl. 1–84) verschenen in 1775. In dat jaar verschenen nog vier andere werken over vlinders, en bij sommige van de erin genoemde namen is het belangrijk te weten welke het eerst werd gepubliceerd. Omdat alleen van Systema entomologia van Johann Christian Fabricius een exacte verschijningsdag bekend is (paasmaandag, 1775), heeft de International Commission on Zoological Nomenclature in 1758 middels Opinion 516 de volgorde van prioriteit voor de andere werken vastgesteld. Het gaat om de volgende werken, en de relatieve prioriteit is in de hier gegeven volgorde:

  • Fabricius, J.C. (1775) [17 april]. Systema entomologiae
  • Rottemburg, S.A. von (1775). Anmerkungen zu den Hufnagelischen Tabellen
  • Füssli, J.C. (1775). Verzeichniss der ihm bekannten schweizerischen Insekten
  • Denis, M. & Schiffermüller, I. (1775). Ankündung eines systematischen Werkes von den Schmetterlinge der Wienergegend
  • Cramer, P. (1775). De Uitlandsche Kapellen deel 1, afleveringen 1–7

De afleveringen 1 t/m 7 van De uitlandsche Kapellen worden geacht te zijn verschenen op 31 december 1775.[1]

Verschijningsdata De uitlandsche Kapellen

[bewerken | brontekst bewerken]
deel aflevering pagina's platen verschijningsjaar auteur
1 1 1–18 1–12 1775 Cramer
1 2 19–38 13–24 1775 Cramer
1 3 39–60 25–36 1775 Cramer
1 4 61–76 37–48 1775 Cramer
1 5 77–94 49–60 1775 Cramer
1 6 95–114 61–72 1775 Cramer
1 7 115–132 73–84 1775 Cramer
1 8 133–156 85–96 1776 Cramer
2 9 1–18 97–108 1777 Cramer
2 10 19–36 109–120 1777 Cramer
2 11 37–56 121–132 1777 Cramer
2 12 57–76 133–144 1777 Cramer
2 13 77–94 145–156 1777 Cramer
2 14 95–110 157–168 1777 Cramer
2 15 111–128 169–180 1777 Cramer
2 16 129–152 181–192 1777 Cramer
3 17 1–20 193–204 1779 Cramer
3 18 21–40 205–216 1779 Cramer
3 19 41–62 217–228 1779 Cramer
3 20 63–80 229–240 1779 Cramer
3 21 81–104 241–252 1779 Cramer
3 22 105–128 253–264 1780 Cramer
3 23 129–152 265–276 1780 Cramer
3 24 153–176 277–288 1780 Cramer
4 25 1–20 289–300 1780 Cramer
4 26a 21–28 301–304 1780 Cramer
4 26b 29–44 305–312 1780 Stoll
4 27 45–72 313–324 1780 Stoll
4 28 73–90 325–336 1780 Stoll
4 29 91–114 337–348 1781 Stoll
4 30 115–138 349–360 1781 Stoll
4 31 139–164 361–372 1781 Stoll
4 32 165–192 373–384 1782 Stoll
4 33 193–224 385–396 1782 Stoll
4 34 225–252
1–29
397–400 1782 Stoll
Aanhangsel van het werk, De uitlandsche Kapellen
1–42 1–8 1787 Stoll
43–162 9–26 1790 Stoll
163–184 27–42 1790 Stoll
[bewerken | brontekst bewerken]