De pileipellis is de bovenste laag hyfen in de pileus van een schimmelvruchtlichaam. Het bedekt de trama, het vlezige weefsel van het vruchtlichaam. De pileipellis is min of meer synoniem met de cuticula, maar de cuticula beschrijft deze laag over het algemeen als een macroscopisch kenmerk, terwijl de pileipellis deze structuur een microscopische laag noemt. Het pileipellis-type is een belangrijk kenmerk bij de identificatie van schimmels. Pileipellis-typen zijn onder meer cutis, trichoderm, epithelium en hymeniderm.
Tot op zekere hoogte vertegenwoordigt de cutis het normale type deklaag. De hyfen liggen plat en evenwijdig aan het kapoppervlak en zijn meestal radiaal gerangschikt. Ze zijn min of meer met elkaar verweven. Macroscopisch ziet de hoedhuid er in de regel glad uit.
Wanneer de hyfen kortcellig zijn en met elkaar verbonden in pseudoparenchym, wordt de term epidermoïde cutis gebruikt.
De ixocutis is qua structuur vergelijkbaar, maar hier zijn de hyfen gegeleerd. De gelatineuze substantie waarin de hyfen zijn ingebed, kan niet worden gekleurd met standaardkleuringsmethoden. Macroscopisch ziet de hoedhuid er meestal vettig, vettig of zijdeachtig uit. Vooral als het nat is, zwelt het vaak op met slijm.
In het geval van het trichoderm staan de uiteinden van de hyfen loodrecht op het oppervlak van de hoed. De langwerpige, verticaal groeiende hyfencellen doen sterk denken aan rechtopstaand haar. Daarom is de technische term Trichoderm ook afgeleid van "Tricho", het Griekse woord voor haar. De hyfencellen worden ook trichoform of harig genoemd. Sommige van deze haarachtige hyfen hebben ongeveer dezelfde vorm en chemische eigenschappen als de cystidia van het hymenium. Ze worden daarom ook wel dermatocystidia of pileocystidia genoemd. Macroscopisch ziet de hoedhuid er meestal viltig of fluweelachtig uit.
Het ixotrichoderm is een speciale vorm van het trichoderm waarin de buitenste hyfen gegeleerd zijn, dwz ze zijn ingebed in een gelatineuze matrix. Macroscopisch lijkt de hoedhuid op die van de ixocutis.
De hyfen van de deklaag zijn hymeniform of palisadisch. De opstelling van de dicht opeengepakte en verticale, korte, knotsvormige hyfen doet denken aan die van de basidia in het hymenium. De hoedenhuid ziet er vaak glimmend of gerimpeld uit en springt vaak in stukjes open. Het hymeniderm wordt ook wel het hymenoderm genoemd.
In een epitheel zijn de hyfen van de deklaag breed, min of meer afgerond of isodiametrisch, en soms als een kettingschakel verbonden. In dunne delen doet dit type denken aan het parenchym van hogere planten. In de hoedhuid zijn de hyfencellen echter slechts losjes met elkaar verweven. Macroscopisch lijkt de hoedenhuid op die van Hymeniderm, maar is vaak meer glimmend tot papierachtig mat. Andere namen voor een deklaag van ronde cellen zijn sphaerocystoderm en conioderm.
Cuticula van rechtopstaande, filamenteuze hyfenuiteinden soms apicaal gezwollen.
De term tomentum wordt gebruikt voor onregelmatig met elkaar verweven, in alle richtingen georiënteerde, langharige hoedoppervlakken, voornamelijk op vruchtlichamen van de Aphyllophoranae.
De term cortex (schors) wordt gebruikt wanneer taaie, dichte hyfenstructuren korstachtige oppervlakken vormen. De term korst wordt in de Duitstalige literatuur vaak gebruikt voor ruwe, broze oppervlakken. Deze termen worden ook voornamelijk gebruikt voor de Aphyllophoranae.