Protohadros Status: Uitgestorven, als fossiel bekend | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||||
Protohadros Head, 1998 | |||||||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||||||
Protohadros byrdi | |||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||
|
Protohadros is een geslacht van plantenetende ornithischische dinosauriërs behorend tot de groep van de Euornithopoda dat tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Texas. De enige benoemde soort is Protohadros byrdi.
Begin 1994 vond de amateurpaleontoloog Gary Byrd bij Flower Mound, Denton County, in het noorden van Texas wat ribben en een handklauw van een euornithopode. Hij zocht daarop contact met Yuong Nam-Lee van de Southern Methodist University die het hele fossiel borg.
In 1998 werd de soort benoemd en beschreven door Jason James Head die hem al in 1996 gemeld had. De geslachtsnaam is afgeleid van het Klassiek Griekse πρῶτος, prootos, "eerste", en ἁδρός, hadros, "dik", een verwijzing naar de gedachte dat de soort een van de eerste Hadrosauridae zou zijn. Al eerder, in 1997, had Yuong sporen van euornithopoden benoemd als de ichnospecies Caririchnium protohadrosaurichnos. De soortaanduiding eert Byrd.
Het holotype, SMU 74582, is gevonden in lagen van de Woodbineformatie die dateert uit het middelste Cenomanien, ongeveer 95 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een fragmentarische schedel en deel van het verdere skelet, namelijk de stukken rib en klauw die Byrd al gevonden had en verder een wervelboog.
Protohadros is een vrij grote euornithopode. Head schatte lengte van het holotype op zeven à acht meter en wees erop dat het nog niet volgroeid was zodat volwassen exemplaren ruim acht meter hadden kunnen bereiken. De schedel is zeventig centimeter lang.
Protohadros heeft een vrij platte kop. Iets voor de driehoekige oogkas begint het bovenprofiel vrij abrupt in een rechte lijn schuin naar beneden te lopen. Doordat de snuit niet bol is, is de hoogte ervan niet zeer hoog. Wel loopt hij door tot ver beneden het niveau van de tandrijen zodat Protohadros een diep afhangende snavel heeft. In bovenaanzicht is de snuit vrij breed en afgerond. Er bevindt zich een duidelijke gaping tussen de snavel en de voorste boventanden. Er zijn zesendertig tandposities in de bovenkaak. De onderkaak begint al onder het midden van de tandrij sterk naar beneden te buigen zodat een enorm hoge kinnebak gevormd wordt. De onderkaak heeft achtentwintig tandposities met bredere tanden. De hele vorm van de kop is wel verklaard als een aanpassing om moerasplanten uit het water te scheppen, gezien het feit dat het fossiel gevonden is in een rivierafzetting van een delta. Een alternatieve interpretatie is dat grote hoeveelheden hard en laagwaardig plantenmateriaal verwekt werden. De maxilla, het tanddragend bot van de bovenkaak, is beweeglijk aan het verhemelte bevestigd maar het tamelijk rechte quadratum is vrij star met de rest van de schedel verbonden. Head zag dat als een tussenfase in de evolutie naar het systeem bij de Hadrosauridae waar ook de achterkant van de schedel meewerkt aan de pleurokinesis, het zijwaarts uitklappen van de bovenkaken bij het kauwen.
Head plaatste Protohadros oorspronkelijk in de Hadrosauridae als het oudst bekende en meest basale lid van die groep. Latere analyses toonden echter aan dat de positie lager in de stamboom was en Protoihadros een basaal lid van de Hadrosauroidea was, zij het vrij nauw aan de Hadrosauridae verwant.
Een mogelijk kladogram is het volgende:
Hadrosauroidea |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||