RNA-polymerase III is een RNA-polymerase, die betrokken is bij de productie van onder andere tRNA, siRNA en 5S rRNA en bestaat uit 17 subeenheden met een totale moleculaire massa van ongeveer 0,7 MDa. Het is de grootste RNA-polymerase en komt voor in het cytoplasma van de cel.
Voor het scheiden van de verschillende RNA-polymerasen wordt gebruikgemaakt van DEAE-Sephadex (diethylaminoethylcellulose; een ionenwisselaarhars) bij de ionenuitwisselingschromatografie. Deze techniek scheidt ze van elkaar in de volgorde van de extractie Ι, ΙΙ en ΙΙΙ door de concentratie van ammoniumsulfaat te verhogen. De enzymen werden vernoemd naar de volgorde van extractie RNA-polymerase I, RNA-polymerase II en RNA-polymerase III.[1]
Saccharomyces cerevisiae Pol III subeenheden |
Synoniemen | Al of niet in de andere RNA-polymerasen voorkomend |
Menselijk gen | Aantal proteïnogene aminozuren[2] | Menselijke Pol III subeenheden |
---|---|---|---|---|---|
RPC1 | RPC155, hRPC155 | III | POLR3A[3] | 1390 | hRPC155, RNA polymerase subunit A |
RPC2 | FLJ10388, C128 | III | POLR3B[4] | 1133 | RNA polymerase subunit B |
RPC3 | RPC62 | III | POLR3C[5] | 534 | RNA polymerase subunit C |
RPC4 | TSBN51 | III | POLR3D[6] | 398 | RNA polymerase subunit D |
RPC5 | SIN, FLJ10509 | III | POLR3E[7] | 708 | RNA polymerase subunit C5 |
RPC6 | RPC39 | I, II, III, IV, V | POLR3F[8] | 316 | RNA polymerase F |
RPC7 | RPC31 | III | POLR3G[9] | 223 | RNA polymerase G |
RPC8 | KIAA1665 | I, II, III, IV, V | POLR3H[10] | 204 | RNA polymerase H |
RPC9 | III | POLR3I[11] | 148 | RNA polymerase III subunit RPC9 | |
RPC10 | III | POLR3J[12] | 108 | RNA polymerases I, II en III subunit RPABC4 | |
RPC11 | I, II, III, IV, V | POLR3K[13] | 110 | RNA polymerase III subunit K | |
RPA40 | RPCA1, RPC40, AC40 | I, III | POLR1A[14] | 346 | hRPA40, RNA polymerase I subunit C |
RPB14 | RPABC1, ABC27 | I, II, III | POLR2E[15] | 210 | hRPB5, RNA polymerase II subunit E |
RPB6 | RPABC2, ABC23 | I, II, III | POLR2F[16] | 127 | hRPB6, RNA polymerase II subunit F |
RPB8 | RPABC3, ABC14,5 | I, II, III | POLR2H[17] | 149 | hRPB8, RNA polymerase II subunit H |
RPB11 | ABC10β, RPABC4 | I, II, III | POLR2K[18] | 70 | hRPB10, RNA polymerase II subunit K |
RPB12 | ABC10α, RPABC5 | I, II, III | POLR2L[19] | 67 | hRPB12, RNA polymerase II subunit L |
De typen RNA's, die door RNA-polymerase III getranscribeerd worden, zijn:
Alfa-amanitine wordt door zijn werkingsmechanisme ook veelal gebruikt als een stuk gereedschap in wetenschappelijke studies in moleculaire biologie en biologisch onderzoek. Het kan gebruikt worden om te bepalen welke vormen van RNA-polymerase aanwezig zijn. Men test dan de gevoeligheid van de RNA-polymerase in aanwezigheid van alfa-amanitine. RNA-polymerase I, RNA-polymerase IV en RNA-polymerase V zijn ongevoelig, RNA-polymerase II zeer gevoelig en RNA-polymerase III is enigszins gevoelig voor alfa-amanitine.[22]
Bij de transcriptie worden drie hoofdstadia onderscheiden:[23]
RNA-polymerase III werkt samen met de drie transcriptiefactors: TFIIIA, TFIIIB en TFIIIC.
RNA-polymerase III heeft in het algemeen voor de initiatie geen bovenstroomse controle genen nodig, omdat het gebruik maakt van interne controle sequenties in het transcriptiegebied. Soms zijn er wel bovenstroomse controle genen nodig, zoals bij het U6 snRNA-gen dat een bovenstroomse TATA-box heeft, net zoals bij RNA-polymerase II promotoren.
Stadia bij de 5S-rRNA-gen initiatie:
Een voorbeeld van een somatisch 5S-rRNA-gen is dat van de klauwkikker (Xenopus laevis) dat drie interne sequenties heeft voor een efficiënte transcriptie: een A blok dat ligt tussen +50 en +64, een B blok tussen +67 en +72 en een C blok tussen +80 en +97.[24]
Stadia bij de tRNA-gen initiatie:
TFIIB blijft gebonden aan het DNA na de initiatie van de transcriptie door RNA-polymerase III. Hierdoor ontstaat een hoge snelheid van transcriptionele herinitiatie van RNA-polymerase III-getranscribeerde genen.
Stadia bij de U6 snRNA-gen initiatie (alleen onderzocht bij gewervelden):
De RNA-synthese kan worden gestart en de RNA-streng groeit in 5' → 3'-richting. Deze fase wordt elongatie genoemd. Tijdens de elongatie moet telkens het dubbelstrengs-DNA uit elkaar worden gehouden vlak voor de RNA-polymerase. Dit wordt door een transcriptiefactor bewerkstelligd, namelijk TFIIH (transcriptiefactor II met helicase activiteit). Er wordt na de elongatie geen 5'-cap aangebracht, zoals bij de andere polymerasen. Bij U6 snRNA vindt wel monomethylering van een γ-fosfaatrest plaats.
RNA-polymerase III stopt de transcriptie op een klein polyTs (polythymines) gedeelte (5-6). Bij eukaryoten is een haarspeldlus niet nodig, maar wel bij prokaryoten.