De Red Ball Express was een geallieerde militaire logistieke operatie in de Tweede Wereldoorlog. Na de uitbraak uit Normandië door de Amerikaanse en Engelse legers trokken ze zonder veel tegenstand, en dus snel, landinwaarts richting de Belgische en Duitse grens. Dit leidde tot problemen in de aanvoer van brandstof, munitie, voedsel en ander militair materiaal naar de troepen in de frontlinie. De Red Ball Express werd opgezet om dit probleem op te lossen. Het transportsysteem werkte van 25 augustus 1944 tot 16 november 1944, de dag dat de haven van Antwerpen beschikbaar kwam voor het lossen van geallieerde transportschepen.
In de voorbereiding voor de invasie werd het Franse spoornetwerk zwaar gebombardeerd om te voorkomen dat het Duitse leger versterkingen zou aanvoeren. Wegtransport was de enige mogelijkheid om de geallieerde legers van materieel te voorzien. Na de uitbraak uit Normandië trokken 28 divisies van het 1ste Amerikaanse legerkorps, onder leiding van generaal Omar Bradley, en het 3e leger onder generaal George Patton, in de richting van de rivier de Seine. Om de gevechtscapaciteit te behouden had elke divisie behoefte aan 700-750 ton materiaal per dag, ofwel in totaal 20.000 ton. In deze mobiele oorlog was vooral veel brandstof nodig; de voertuigen aan de frontlinie verbruikten zo'n 800.000 gallons per dag.
Twee Amerikaanse officieren Kolonel Loren A. Ayers en Majoor Gordon K. Gravelle, gaven leiding aan deze operatie. Zij zorgden voor de vrachtwagens, voornamelijk GMC Deuce and a halfs, bestuurders en personeel en materieel voor het laden en lossen. Op de weg was het toegestane laadvermogen van de GMC vrachtwagen 5 ton, maar in het terrein was dit de helft ofwel 2,5 ton. Naast de GMC werd ook de Autocar U-7144T gebruikt. Deze trekker kon een oplegger met een totaal gewicht van 10 ton meenemen. Voor het heel zware werk werd de Diamond T M-20 ingezet. Deze trekker was oorspronkelijk bestemd voor het vervoer van tanks, maar na kleine aanpassingen van de aanhangwagen was het zeer geschikt voor het vervoer van grote hoeveelheden munitie.
Om de stroom van goederen gaande te houden, werden twee aparte routes geopend tussen de Franse haven Cherbourg en de binnenlandse logistiek basis bij Chartres, circa 400 kilometer ten oosten van Cherbourg. De noordelijke route werd gebruikt door geladen vrachtwagens en via de zuidelijke route reden de lege vrachtwagens terug naar de haven. Beide routes waren gesloten voor niet-militair verkeer. De konvooien bestonden uit ten minste vijf vrachtwagens en werden geëscorteerd door een jeep voor- en achteraan de colonne.[1] De gemiddelde snelheid van de colonnes was ongeveer 25 mijl of zo'n 40 kilometer per uur[1] en er werd dag en nacht gereden. Voertuigen van een konvooi mochten elkaar niet passeren en hetzelfde gold voor verschillende konvooien.[1] Iedere twee uur werd voor 10 minuten gepauzeerd. Deze tijd werd gebruikt voor het controleren van de lading, onderhoud aan de voertuigen en als er tijd over was konden de chauffeurs even uitblazen.[1] Vier keer per dag werd er 30 minuten gepauzeerd, om 6, 12, 18 en 24 uur, voor het nuttigen van een maaltijd.[1]
Op 29 augustus 1944, de piek van de Red Ball Express, reden 5958 voertuigen met ongeveer 12.500 ton vracht naar de frontlinie.[2] De vrachtwagens van de Red Ball Express verbruikten per dag 300.000 gallons, circa 1 miljoen liter, aan brandstof, hetgeen het gebrek aan brandstof aan de frontlinie verergerde. Op 25 augustus 1944 werd Parijs bevrijd. Om de bewoners van deze stad van voedsel te voorzien werd een deel van de capaciteit van de Red Ball Express hiervoor ook ingezet. Door de oprukkende legers werd begin september het oostelijke depot ongeveer 250 kilometer verder landinwaarts verplaatst naar Sommesous en ten slotte naar Hirson, dicht bij de grens met België en ongeveer 180 kilometer ten noorden van Sommesous. Met deze uitbreiding werd de totale reisafstand, heen en terug, meer dan 1000 kilometer en duurde de reis zo'n 72 uur.[3] Het spoorwegnet ten oosten en noorden van Parijs was minder gebombardeerd door de geallieerde luchtmacht dan dat in Normandië. Goederentreinen konden een deel van de vracht overnemen en verder vervoeren. Een trein kon 1000 ton vracht vervoeren ofwel de lading van 200 vrachtwagens overnemen. De druk op de chauffeurs en voertuigen verminderde hierdoor.
De grootste problemen voor de Red Ball Express was het onderhoud aan de vrachtwagens, het vinden van voldoende bestuurders en gebrek aan slaap voor de overwerkte chauffeurs. De bestuurders waren voor het merendeel Afro-Amerikanen.[4] Vijandelijke acties, met name van de Duitse luchtmacht, was van bescheiden betekenis.
Gedurende de 82 dagen dat de Red Ball Express actief was, werd tussen de 400.000 en 500.000 ton goederen vervoerd.
Met de Red Ball Express had het leger een goede ervaring opgedaan. In de maanden daarna zijn nog enkele malen vergelijkbare transportdiensten georganiseerd, zoals de[5]: