Rocasaurus muniozi is een plantenetende sauropode dinosauriër, behorend tot de Titanosauria, die tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Argentinië.
Tussen 1983 en 1989 werden opgravingen verricht bij het Salitral Moreno in de provincie Río Negro. Daarbij werden resten gevonden van kleine sauropoden.
In 2000 benoemden en beschreven Leonardo Salgado en Claudia Azpilicueta de typesoort Rocasaurus muniozi. De geslachtsnaam verwijst naar het stadje General Roca, ten noorden van het zoutmeer gelegen. De soortaanduiding eert Juan Carlos Muñioz, hoofd afdeling paleontologie bij het Museo "Carlos Ameghino".
Het holotype, MPCA-Pv 46, is gevonden in een laag van de onderste Allenformatie die stamt uit het Campanien-Maastrichtien. Het bestaat uit een skelet zonder schedel van een jong dier. Het omvat twee halswervels, drie ruggenwervels, twee sacrale wervels, een middelste staartwervel, een meer naar achteren gelegen middelste staartwervel, de twee darmbeenderen, een linkerschaambeen, beide zitbeenderen en een linkerdijbeen. Daarnaast zijn verschillende specimina toegewezen: MPCA-Pv 46, 48 en 60 zijn voorste staartwervels; MPCA-Pv 49 is een middelste staartwervel; MPCA-Pv 50 is een achterste staartwervel, MPCA-Pv 51-56 bestaat uit een reeks wervels van het uiterste puntje van de staart. Van drie fossielen kon slechts gesteld worden dat een vergelijking met Rocasaurus informatief zou zijn werden daarom aangeduid als een cf Rocasaurus sp.: MPCA-Pv 57 is een voorste staartwervel; MPCA-Pv 58 is een middelste staartwervel en MPCA-Pv 59 is een achterste staartwervel.
Het holotype van Rocasaurus is een vijf meter lang. Het gaat echter om een jong dier. Geschat werd dat volwassen exemplaren uit konden groeien tot zeven of acht meter. Voor sauropoden is dat nog steeds erg klein.
In 2000 werden enkele onderscheidende kenmerken van Rocasaurus vastgesteld. Het schaambeen is aan de onderste buitenste zijkant verbreed. Het zitbeen heeft een breed blad in tegenstelling tot het puntige blad bij de verwant Saltasaurus. De staartwervels hebben in de lengte een diepe trog op de onderkant lopen die door een schot in de lengterichting weer in tweeën verdeeld is. De middelste en achterste staartwervels hebben achterste centrumfacetten die onderaan verbreed en ingedrukt zijn, zodanig dat de bolle onderrand in zijaanzicht verkort wordt en naar voren kromt.
Latere onderzoekers wezen erop dat de staartwervels extreem gepneumatiseerd zijn, nog sterker dan al bij andere titanosauriërs het geval is, en dat de ledematen vrij langgerekt lijken als bij normale titanosauriërs, heel anders dan bij de gedrongen poten van Saltasaurus. Dit heeft tot het vermoeden geleid dat de volwassen dieren een stuk groter werden dan de acht meter die eerst geschat werd.
Bij de sterk procoele staartwervels liggen er op de zijkanten grote lensvormige en horizontaal gerichte pneumatoporen; ook de trog op de onderkant, die de vorm heeft van een ovale uitholling, lijkt met het sponsachtige bot van het binnenste van de wervel in verbinding te staan. Hierdoorheen drongen uitlopers van de luchtzakken het bot binnen.
Rocasaurus werd in 2000 in de Saltasaurinae geplaatst.
Een mogelijke positie van Rocasaurus in de evolutionaire stamboom wordt getoond door het volgende kladogram naar een studie van Calvo uit 2007, waarin Rocasaurus de zustersoort is van Saltasaurus:
Titanosauria |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||