Roze raspzwam | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Steccherinum ochraceum (Pers. ex J.F. Gmel.) Gray (1821) | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
|
De roze raspzwam (Steccherinum ochraceum) is een schimmel behorend tot de familie Steccherinaceae. Hij leeft saprotroof op allerlei soorten loofhout, vaak els (Alnus); vaak in voedselrijke en/of vochtige bossen.
De vruchtlichamen zijn eenjarig. Als ze op een horizontaal oppervlak groeien, zijn ze uitgestrekt. Op een verticaal oppervlak zijn ze gebogen. Rand scherp, golvend, viltig en onvruchtbaar. Aanvankelijk hebben ze een min of meer ronde vorm, later vormen ze een gemakkelijk los te maken laagje met een grootte van maximaal 20 cm en een dikte van 0,5-2 mm. De gebogen delen, de zgn hoeden, zijn halfvormig en geplooid, 0,3-4,5 cm breed. Het oppervlak is golvend, concentrisch gezoneerd, fluweelachtig en varieert in kleur van witachtig tot geeloranje tot grijsoranje.
Stekelig, okergeel tot abrikoos oker van kleur, vervaagt op oudere vruchtlichamen. De stekels zijn 1-2,5 mm lang, kegelvormig en hebben soms gevorkte uiteinden. In het hymenium steken talrijke, dikwandige en korstige cystidia uit.
Het vlees is hard, leerachtig, geel van kleur, zonder uitgesproken smaak en geur.
De sporen zijn kleurloos, breedspindel of eivormig, glad, 3–4 × 2–2,5 μm.
Komt voor in bossen en parken, op dood hout, voornamelijk loofbomen. Hij groeit het hele jaar door op al dan niet ontschorste stammen en takken. Het werd aangetroffen op de volgende bomen en struiken: grijze els, zilverberk, haagbeuk, hazelaar, beuk, eik, wilg en vlier.
Het voorkomen ervan is beschreven op alle continenten behalve Zuid-Amerika en Antarctica, het meest op het noordelijk halfrond. In Nederland komt de roze raspzwam algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en is niet bedreigd.