Russisch symbolisme (Russisch: Русский символизм, Roesski simbolism) was een intellectuele en artistieke beweging in het Rusland van ongeveer 1890 tot 1920, vooral bekend door haar bijdragen op het gebied van de poëzie.
Het Russisch symbolisme in de literatuur begon vrij laat, later dan het Franse symbolisme, dat zijn hoogtepunt kende in de jaren 1880, later ook dan de stroming van de ‘tachtigers’ in Nederland. Het beginpunt wordt meestal gelegd in 1892, toen de schrijver Dmitri Merezjkovski zijn essaybundel Over de redenen van het verval en over de nieuwe richtingen in de hedendaagse Russische literatuur publiceerde. Merezjkovski verklaart zich voorstander van het ‘l’art-pour-l’art’-principe. Hij bestreed nadrukkelijk dat kunst nuttig moest zijn, zoals de linkse socialisten propageerden, of moest opwekken tot een hoogstaand leven, zoals Tolstoj wilde. Kunst heeft volgens Merezjkovski slechts tot taak het ‘ware’ en het ‘schone’ te laten zien. Daarmee keert hij zich af van het materialisme en het rationalisme, zoals die domineerden in de voorafgaande periode van het Russisch realisme en komt weer terug bij de idealistische filosofie van de romantiek.
Met de nadruk op de opvatting dat kunst losstaat van utiliteit en moraal en dat kunst meer kan dan de wereld van de wetenschap of de zichtbare wereld uitbeelden, verwoordde Merezjkovski twee kernpunten van het Russisch symbolisme. Aanvankelijk overheerste het esthetische aspect (de kunst was geheel vrij en had geen enkel ander doel dan kunst te zijn), later kwam de nadruk meer te liggen op het filosofische: al het zichtbare is slechts een symbool van een ‘andere’, hogere werkelijkheid, die wij niet kunnen waarnemen maar slechts via de kunst kunnen benaderen.
Belangrijke vertegenwoordigers van de vroege Russische symbolistische poëzie waren, naast Merezjkovski: zijn vrouw Zinaida Hippius, Vladimir Solovjov , Valeri Brjoesov, Konstantin Balmont, Fjodor Sologoeb en Alexei Remizov. Tot de latere generatie symbolisten behoorden Vjatsjeslav Ivanov, Andrej Bely en Aleksandr Blok.
Literaire stromingen die voortbouwden op het Russisch symbolisme waren het acmeïsme en het imaginisme.
In de symbolistische schilderkunst traden de namen van Michail Vroebel, Michail Nesterov, Nikolaj Rjorich, Wassily Kandinsky en Alexandre Benois het meest naar voren. Het symbolisme in de schilderkunst kwam in twee golven.
De eerste golf ontstond in de jaren 1890. Het was een spontane beweging van neoromantici die hun inspiratie haalden uit de romantische literatuur of de oude geschiedenis, of gedreven werden door ethische of religieuze idealen. Belangrijke namen in deze eerste golf waren Michail Vroebel, Aleksandr Golovin, Michail Nesterov en Nikolaj Rjorich. Viktor Borissov-Moessatov vormde een verbindingsfiguur tussen de eerste en de twee golf van het symbolisme in de Russische schilderkunst. Hij was een voorloper en de grondlegger van de tweede golf symbolisten. Hij werd beïnvloed door het Franse symbolisten van Les Nabis.
De leerlingen en geestesgenoten van Borissov-Moessatov, de symbolisten van de tweede golf, verenigden zich in de kunstkring De Blauwe Roos. Zij organiseerden in 1907 in Moskou de tentoonstelling De Blauwe Roos. De kunstenaars van De Blauwe Roos zochten een gemeenschappelijk esthetische systeem met verwante motieven en thema's en stijleenheid in keuzes van kleuren. Kunstenaars van deze tweede golf waren onder anderen Pavel Koeznetsov, Pjotr Oetkin, Aleksandr Matvejev, Nikolaj Sapoenov en Sergej Soedejkin.
Het Russisch symbolisme en haar principes drongen ook door in de muziek, het theater en de schilderkunst. Belangrijke componisten van het symbolisme waren Igor Stravinski en Alexander Skrjabin. Vanuit het theater worden Konstantin Stanislavski en de jonge Vsevolod Meyerhold ook wel met het symbolisme geassocieerd.
Veel symbolistische kunstenaars vonden elkaar in de artistieke beweging “Mir Iskoesstva” (“De wereld van de kunst”), met het gelijknamige tijdschrift. Vanuit “Mir Iskoesstva” leverden ook veel kunstenaars een bijdrage aan het bekende “Ballets Russes”.