Santi Nereo e Achilleo

Vooraanzicht van de basiliek

De Santi Nereo e Achilleo is een basiliek in Rome, gewijd aan de heiligen Nereus en Achileus, gelegen in de wijk Celio, nabij de Thermen van Caracalla.

De basiliek is een titelkerk en was dat onder een andere naam al vanaf de vierde eeuw. Een inscriptie uit 377 in de Sint-Paulus buiten de Muren verwijst naar deze kerk, waar melding wordt gemaakt van een zekere Cinammio, die lector was aan de Titulus Fasciolae. Fasciola verwijst naar het bindsel dat Sint-Petrus om zijn voetwonden had, ten gevolge van de verwondingen die hij had opgelopen van de ketenen en die hij - toen hij trachtte te ontsnappen uit de Mamertijnse gevangenis op de plaats van de basiliek verloren zou hebben. In 499 wordt de basiliek genoemd in de handelingen van de synode van paus Symmachus en in 595 wordt naar ditzelfde gebouw verwezen als naar de titulus Sanctorum Nerei et Achillei, waardoor moet worden aangenomen dat de kerk in de zesde eeuw aan deze vierde-eeuwse martelaren werd gewijd. In 814 liet paus Leo III de kerk restaureren en werden de relieken van de heilige martelaren vanuit de Catacombe van Domitilla overgebracht naar de basiliek. Vanaf 1320 was er geen kardinaal-priester meer verbonden aan deze titelkerk. Paus Sixtus IV herstelde de kerk en de titel ter gelegenheid van het Jubeljaar 1475.

In 1600 vond de laatste grote restauratie plaats onder supervisie van kardinaal Caesar Baronius, die zelf titularis van de basiliek was, en die de oude Sint-Pietersbasiliek als voorbeeld nam voor het inrichten van het koor, waarbij met name aandacht werd besteed aan de opstelling van de heilige relieken. Dit niet in de laatste plaats om de aantrekkelijkheid van de basiliek voor pelgrims te vergroten.

Interieur van de basiliek

[bewerken | brontekst bewerken]
Schip van de kerk met het hoofdaltaar
leeuwen bij de bisschoppelijke troon

De kerk heeft - achter de pretentieloze gevel - een typisch basiliekbouw met een schip en twee zijbeuken. De fresco's zijn - op last van Baronius - gemaakt door Niccolò Circignani en stellen - soms gruwelijke - scènes uit het leven van de martelaren voor. De preekstoel is geplaatst op een porfieren zuil uit de thermen van Caracalla. Het hoofdaltaar bevat de relieken van de heiligen naar wie de basiliek is vernoemd alsook van de heilige Flavia Domitilla, aan wie de gelijknamige catacombe hun naam dankt. In de apsis bevindt zich een bisschoppelijk troon die wordt bewaakt door marmeren leeuwen. Op de rugleuning van deze zetel is een inscriptie aangebracht met woorden uit de achtentwintigste preek van Gregorius de Grote, die hij gesproken heeft bij het graf van de martelaren in de Catacombe van Domitilla. Baronius, die niet wist dat de relieken van de martelaren zich eerst daar hadden bevonden, liet de - derhalve abusieve - mededeling volgen dat Gregorius deze woorden in de basiliek had uitgesproken.

Sinds 28 november 2020 is Celestino Aós Braco titelkardinaal. Eerder tituli waren onder andere Felice Anicio Frangipane (de latere paus Felix III), Pierre Roger de Beaufort-Turenne (de latere paus Clemens VI), Pietro La Fontaine, Erba-Odescalchi, Celso Costantini, William Godfrey en Theodore Edgar McCarrick.