Een scheg is een vin op de kiellijn aan de achterzijde van een schip, een vlak dat een geheel vormt met achtersteven en kiel. In de binnenvaart werden voor deze betekenis de volgende termen als synoniemen gebruikt: schegge, achterscheg, schaak, achterschaak en schaakstuk.
Bij schepen met roer zorgt de scheg voor een goede geleiding van het water langs het roer, bij schepen zonder roer – zoals zeekajaks – is de boot tegen oploeven te trimmen met behulp van de verstelbare scheg.
Een soortgelijk vlak aan de voorzijde werd vroeger wel scheg of voorscheg genoemd en in het Vlaams ook wel baard. Een ander type vlak onder de boeg was een loefbijter. Dit was, in tegenstelling tot de voorscheg, een vooruitstekend deel.
Verder werd de term scheg ook gebruikt in de volgende betekenissen: