Sonnet 50 is een van Shakespeares gedichten uit een reeks van 126 Fair Youth sonnets ("sonnetten over een mooie jongeling"), die gericht zijn aan een jongeman. De sonnetten die traditioneel worden aangeduid als de Rival poet-reeks (waarin een dichter-rivaal optreedt) zijn sonnetten 78-86 uit deze Fair Youth-reeks. De vraag over wie deze jongeman ("Mr. W.H."), tot wie Shakespeare zich richtte, wel geweest zou zijn, gaf aanleiding tot veel speculatie. In het academisch debat wordt vaak de naam Henry Wriothesley als beste kandidaat voorgesteld. Shakespeare schreef in totaal 154 sonnetten.
In Sonnet 50 heeft de dichter afscheid genomen van zijn geliefde vriend om op reis te gaan. Hij beschrijft hoe hij zich voelt wanneer zijn paard hem elke dag verder wegvoert van zijn voorbije geluk.
Metrum: de vertaler maakt gebruik van de anapestische pentameter om de drietelgang van de galop van het paard te imiteren. Er zijn dus vijf heffingen per versregel net zoals bij Shakespeare, die zijn sonnet echter vormgaf met de jambische pentameter.
Samengevat
"Ik reis met een bezwaard hart, want aan het einde van deze reis mag ik weliswaar rusten, maar ben ik nog verder van mijn geliefde vriend verwijderd dan de dag voordien. Mijn paard lijkt het gewicht van mijn verdriet aan te voelen en haast zich niet, zelfs niet als ik het de sporen geef. De pijn van het spoor voel ik scherper dan mijn rijdier, omdat het me herinnert dat ik me van vreugde naar ellende begeef."