Vulvakanker

Esculaap
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.

Vulvakanker is kanker aan een deel van het vrouwelijke geslachtsorgaan, ter plaatse van de vulva.

Epidemiologie

[bewerken | brontekst bewerken]
  • De Incidentie in Nederland is 2 per 100.000 vrouwen.
  • Er worden 200 nieuwe tumoren per jaar gediagnosticeerd.
  • Er overlijden ongeveer 70 vrouwen aan een maligne vulvatumor.
  • Een piekincidentie bij oudere patiënten (54% ouder dan 70 jaar, 15% jonger dan 50 jaar) en het betreft in meer dan 70% van de gevallen een plaveiselcelcarcinoom. Maligne mela­nomen en adenocarcinomen worden relatief vaker bij jongere vrouwen aan­getroffen.

Typen vulvatumoren

[bewerken | brontekst bewerken]

Prognose hangt af van de lokale uitbreiding (diameter, T status) en lymfogene metastasering (N status) zijn het belangrijkst. Bij het vulvacarcinoom staat de lymfogene metastasering naar de liesklieren op de voorgrond en vandaar naar de bekken­klieren. Ongeveer 30% van de patiënten met een vulva­carcinoom heeft metastasen in de liesklieren. Vooral patiënten met multipele lymfkliermetastasen, bilateraal voorkomen van deze metastasen &/of kapseldoorbraak van de kliermetastase hebben een slechte prognose. 5-jaars overleving: Stadium I: 90%; Stadium II: 80%; Stadium III: 70%; Stadium IV: 25%

Symptomen van vulvakanker of de voorstadia ervan zijn:

  • langdurige jeuk of branderig gevoel
  • het dikker worden van de huid van de vulva
  • veranderen van de pigmentering of slechtgenezend open wondje
  • bloederige afscheiding
  • Lichamelijk onderzoek: Maligne tumoren van de vulva komen het meest voor aan de labia majora en minora. De tumor kan multi-centrisch ontstaan. In een aantal gevallen komt een “kissing ulcer” voor.
  • Onderzoek in narcose: Bij grotere tumoren is onderzoek in narcose in multidisciplinair verband met evt urethrocysto- &/of rectoscopie.
  • Laboratoriumonderzoek: routine (preoperatief) bloed- en urineonderzoek.
  • Beeldvormend onderzoek: thoraxfoto (afstandsmetastasen?); CT/MRI-Abdomen+bekken bij ≥T3 &/of bij palpabele afwijkingen in de liezen (pelviene lymfadenopathie?, zo ja dan CT geleide punctie van klieren); urethrocysto-/rectoscopie op indicatie (doorgroei?).

TNM & FIGO Classificatie

[bewerken | brontekst bewerken]
TNM FIGO
Tis 0 Carcinoma in situ
T1 N0 M0 Ia Tumor beperkt tot vulva &/of perineum, diameter ≤ 2cm, geen lymfkliermetastasen, infiltratiediepte ≤ 1mm
Ib Tumor beperkt tot vulva &/of perineum, diameter ≤ 2cm, geen lymfkliermetastasen, infiltratiediepte > 1mm
T2 N0 M0 II Tumor beperkt tot vulva &/of perineum, diameter > 2cm, geen lymfkliermetastasen
T3 N0 M0

T3 N1 M0

III Tumor met uitbreiding naar distale deel urethra &/of vagina &/of anus;

of unilaterale regionale lymfkliermetastasen

T4 N0-1 M0

T4 N2 M0

IV a Tumor met infiltratie in proximale urethra, blaas, rectum, fixatie aan het bekken;

&/of bilaterale regionale lymfkliermetastasen

T1-4 N0-2 M1 IV b Metastasen op afstand
  • Chirurgie (OK)
  • Radiotherapie (RTX)
  • Chemotherapie (CTX)

In het algemeen is chirurgie de behandeling van 1e keuze bij het vulvacarcinoom, eventueel gecombineerd met radiotherapie en /of chemotherapie.

Vervolgonderzoek

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Recidieven en metastasen op afstand treden vrijwel altijd op binnen 2-3 jaar na de operatie.
  • Lokaal recidief is na behandeling opnieuw te cureren. Voor een liesrecidief en vooral voor een afstandsrecidief zijn deze curatiekansen veel kleiner. Lokaal recidief komt bij 15-30% van de patiënten voor, vaak nog na vele jaren. Lokaal recidief na >5 jaar na de primaire behandeling optredend, moet waarschijnlijk als een tweede tumor worden beschouwd.
  • De kans op een tweede vulvacarcinoom is ongeveer 10%. Ook is er een verhoogde kans op (pre)maligne afwijkingen van de cervix en vagina.
  • Controleschema: 1e controle: 6wkn na ontslag; 1e & 2e jaar: 1x/3mnd; 3e & 4e jaar: 1x/6mnd; 5e jaar & daarna: 1x/jr levenslang; tijdens de controlebezoeken gerichte anamnese en lichamelijk onderzoek.