De wijnbouw in Hongarije heeft een geschiedenis die teruggaat tot zeker het Romeinse tijd. Met gemiddeld 3,5 miljoen hectoliter per jaar staat het in Europa na Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Duitsland en Roemenië op de 7e plaats. Er is ruim 70.000 hectare aan wijngaarden. Het land kent veel traditionele wijnen naast de internationale wijntypen. Ongeveer twee derde van de wijnen is witte wijn. Hoewel een deel daarvan min of meer zoet van smaak kan zijn, zijn het niet altijd typische dessertwijnen. Het zoet gaat met pittige (Hongaarse) gerechten goed samen. Belangrijke Hongaarse wijnen die internationale bekendheid genieten zijn de Tokaji en de rode wijn (Egri) Bikavér ook wel Stierenbloed genoemd. In 1997 is de wijnwetgeving geheel herzien. Hongaarse wijn krijgt vaak de naam van de streek gevolgd door de gebruikte druif.
Hoewel Hongarije een Europees land is, is het Hongaarse woord voor wijn niet vanuit het Latijn afkomstige “vitis”, maar via het Turks naar “bor”. Het zou volgens oude geschriften erop kunnen wijzen dat de Magyaren al contact hadden met de eerste wijnmakers in de Zuidelijke Kaukasus.[1]
De Romeinen planten wijnstokken in hun toenmalige provincie Pannonië. Tot in de 5e eeuw zijn er verslagen over de uitgestrekte wijngaarden van het land. Daarna zijn er nieuwe druivensoorten uit Italië en Frankrijk bijgekomen.
Tijdens de invasie van Suleiman de Grote in de vroeg 16de eeuw, brachten ontheemde Serviërs de rode Kadarka druif naar Eger. Dit oude ras werd mede gebruikt voor een robuuste rode wijn die later bekend werd als Stierenbloed. Na het veronderstelde “geheime ingrediënt” in de wijn, versterkte dit destijds de verdedigers van Eger in 1552.
Het was ook tijdens deze bezetting waarin de regio Tokaj bekend werd om zijn wijnen. Het werd toen aangemoedigd laat de druiven te oogsten ten gunste van de edele rotting. Tokaji aszú wordt in een document van 1571 genoemd, en zou zijn gezegend door Lodewijk XIV van Frankrijk "Vinum Regum, Rex Vinorum" - Wijn van koningen, koning der wijnen.
Nadat het Ottomaanse Rijk Hongarije moest afstaan aan de Oostenrijkers in 1699, werd de Germaanse invloed gevoeld met de introductie van druivensoorten zoals Blauer Portugieser.
In 1882 werd Hongarije hard getroffen door de phylloxera epidemie. Traditionele wijnbouw rondom Eger en de vele druiven van Tokaj werden vervangen door monoculturen. Merendeel Blaufränkisch (Kekfrankos) en "Bordeaux"-variëteiten in rode wijn districten. Furmint, Muscat en Hárslevelű in het Tokaj-gebied. De twintigste eeuw zag de invoering van moderne druiven zoals Zweigelt, die makkelijker te kweken en te vinifieren is dan de Kadarka. Echter, onder het communisme werd de kwaliteit verwaarloosd door industrialisatie, overproductie en pasteurisatie. Sinds 1989 is er hernieuwde belangstelling voor de traditionele variëteiten en wordt er opnieuw geïnvesteerd, met name in Tokaj-Hegyalja.
Hoewel het land meerdere traditionele druivenrassen kent, worden daarnaast - om aan internationale smaken te voldoen - ook moderne variëteiten verbouwd.
Enkele witte soorten die bekendstaan om hun Hongaarse oorsprong,
Het aandeel Blauwe (rode) druivenrassen is vele malen kleiner dan de witte.
De kleur van de wijn is afhankelijk van het gebruikte druivenras en de bereidingswijze van de wijn.
Bij onderstaande indeling speelt het suikegehalte de belangrijkste rol, maar ook het zuurgehalte kan medebepalend zijn.
Wijnbouw is gespreid over het gehele land. Vooral in het midden - tussen de Donau en Tisza - ligt de zanderige poesta Alföld. Daar wordt meer dan de helft van de Hongaarse wijn verbouwd. De steden Csopak, Szekszárd, Balatonfüred en Eger zijn belangrijke wijncentra. Eger heeft in de bergen zeer grote kelders uit het zachte tufsteen gehakt. Hier liggen in de gangen of galerijen honderden eikenhouten fusten te lageren. Sommige zijn zeer oud, zwart uitgeslagen en met rode ijzeren banden bijeengehouden.
De officiële lijst van wijnstreken wordt bepaald middels een ministerieel besluit. De huidige lijst bevat 22 wijnstreken en kunnen worden verdeeld over 3 zones of gegroepeerd in 6 grotere regio's.
Voornamelijk frisse en lichte wijnen. Een streek met veel druivenvariëteiten.
Westelijk Hongarije met Balatongebied en Transdanubië.
Onder invloed van de wateroppervlakte van het ondiepe Balatonmeer, heerst er in de omliggende wijngaarden een bijzonder microklimaat.
De belangrijkste druivenvariëteit van de regio is Olaszrizling.
De beroemdste wijnstreek van Hongarije ligt in de uitlopers van het Zempléngebergte in het uiterste noorden van het land - in feite het gebied overgaat in de zuidoostelijke hoek van de moderne Slowakije. Het gebied is bekend om zijn lange warme herfsten en nevels die binnenkomen van de rivier Bodrog. Dat creëert perfecte omstandigheden voor de edele rotting en kan bijdragen aan de botrytis ("aszú") op de druiven waar de regio bekend om staat. Deze worden individueel zo laat half november geplukt in emmers ('puttonyos') en vermalen tot een pasta. Verschillende hoeveelheden van deze aszú pasta wordt vervolgens toegevoegd aan de niet-aszú most of wijn gemaakt van een mix van Furmint , Hárslevelü , Muscat Blanc à Petits Grains , Kövérszőlő of Zeta druiven, en gefermenteerd. De resulterende wijn wordt vervolgens in relatief kleine vaten in het labyrint van de kelders van zachte vulkanische tuff gelegd die de luchtvochtigheid reguleren en waarop de wanden dikke dekens schimmel reguleren.
Net als in landen als Duitsland en Oostenrijk, komt ook in Hongarije de edele rotting - aszú - slechts enkele keren per decennium voor. Dat is de reden dat er - in die andere jaren - veel gewone droge Furmint-wijnen worden geproduceerd. Andere druiven die in de omgeving worden geteeld zijn onder andere Hárslevelü, Muscat Blanc, Kövérszőlő en Zeta.