White groeide op in achtereenvolgens Oberlin, Chattanooga en in Washington. Hij kreeg op achtjarige leeftijd zijn eerste vioolles bij Will Marion Cook en later van Martin Legowitz. Hij studeerde pedagogiek aan de Howard University in Washington in 1894 tot 1895 en behaalde zijn Bachelor of Arts. Vervolgens studeerde hij van 1896 tot 1901 aan het Oberlin Conservatory of Music in Oberlin (Ohio) waar hij zijn Master of Music behaalde en was toen in het orkest van het conservatorium de enige Afrikaanse Amerikaan. Verder studeerde hij aan de Hartford School of Music en met een studiebeurs van E. Azalia Hackley - in 1906 en van 1908 tot 1911 - privé bij Samuel Coleridge-Taylor (compositie) en bij Michael Zacharewitsj (viool) in Londen alsook met een studiebeurs van de Julius Rosenwald Foundation bij Raoul Laparra in Parijs (1930–1932).
Hij trad als viool solist op in Boston, New Haven en New York waar hij bekend werd met Paul Laurence Dunbar, Harry T. Burleigh en Booker T. Washington. In 1903 werd hij uitgenodigd aan het conservatorium van Washington te doceren en bleef in deze functie tot 1907. Later werkte hij eveneens in openbare scholen als muziekleraar. Na zijn terugkomst uit Europa richtte hij in 1914 in Boston een studio op en werd dirigent van het Victoria Chamber Orchestra van 1916 tot 1920. Van 1924 tot 1931 was hij muziekdirecteur van het West Virginia State College. Van 1932 tot 1935 was hij dirigent van de Hampton Institute Choir en was docent aan het Hampton Institute. Als violist speelde hij ook in het Witte Huis voor de Amerikaanse presidenten William McKinley en Franklin Delano Roosevelt.[1]
Samen met R. Nathaniel Dett richtte hij in 1916 de National Association of Negro Music Teachers op. De werkzaamheden voor deze organisatie werden door de Eerste Wereldoorlog onderbroken. Hun werk werd door Nora Holt vervangen, die zelf in 1919 de National Association of Negro Musicians oprichtte.
Als componist schreef hij zijn bekendste werken vanaf 1925. In 1932 ontving hij voor zijn opera Ouanga! de David Bispham Medaille van de American Opera Society of Chicago en in 1954 werd zijn orkestwerk Elegy met de "Benjamin Award" bekroond.
Eubie Blake, Edward Boatner, Tim Brooks, H. T. Burleigh, Charley Case: Lost sounds : Blacks and the birth of the recording industry, 1891-1922, St. Joseph, IL. : Archeophone Records, 2005.
Michael Largey: "Ouanga!": An African-American Opera about Haiti, in: Lenox Avenue: A Journal of Interarts Inquiry, Center for Black Music Research - Columbia College Chicago, Vol. 2, (1996), pp. 35-54
Aaron Horne, David N. Baker (Fwd): Brass music of black composers : a bibliography, Westport: Greenwood Press, 1996. 576 p., ISBN 978-0-31-329826-4
Evelyn Davidson White: Choral music by African American composers - A selected, annotated bibliography, Second edition, Lanham, Md.: Scarecrow Press, Inc., 1996, 226 p.
Eric Ledell Smith: Blacks in opera. An encyclopedia of people and companies, 1873-1993, Jefferson, North Carolina: McFarland & Company, Inc., 1995, 236 p.
Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The heritage encyclopedia of band music : composers and their music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7
Aaron Horne: Woodwind music of black composers, New York: Greenwood Press, 1990, 145 p.
E. Ruth Anderson: Contemporary American composers - A biographical dictionary, Second edition, Boston: G. K. Hall, 1982, 578 p., ISBN 978-0-816-18223-7
Vernon H. Edwards, Michael L. Mark: In Retrospect: Clarence Cameron White, in: The Black Perspective in Music, Foundation for Research in the Afro-American Creative Arts, Vol. 9, No. 1 (Spring, 1981), pp. 51-72
Hansonia LaVerne Caldwell: Black idioms in opera as reflected in the works of six Afro-American composers (Scott Joplin; Ulysses Kay; Alonzo Levister; Arthur Cunningham; Mark Fax; Clarence Cameron White), Thesis, Los Angeles: University of Southern California, 1974.