Deinodon | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
De syntypen van Deinodon horridus; afbeeldingen 37-40 zijn van lectotype ANSP 9533, afbeeldingen 33 en 34 van ANSP 9534 | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||
Deinodon Leidy, 1856 | |||||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||||
Deinodon horridus | |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
|
Deinodon is een geslacht van vleesetende theropode dinosauriërs, behorend tot de groep van de Tyrannosauroidea, dat tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika.
De typesoort Deinodon horridus, slechts gebaseerd op vondsten van losse tanden, wordt tegenwoordig beschouwd als een nomen dubium en betreft vermoedelijk materiaal van Gorgosaurus of Daspletosaurus. Alle andere soorten in het geslacht worden ook beschouwd als nomina dubia of zijn later bij andere soorten ondergebracht.
Eind 1854 en begin 1855 vond geoloog Ferdinand Vandeveer Hayden enkele grote tanden van een theropode in het gebied van het huidige Montana. In 1856 benoemde paleontoloog Joseph Leidy op basis hiervan de typesoort Deinodon horridus. De geslachtsnaam is afgeleid van het Oudgriekse δεινός, deinos, "geducht", en ὀδών, odoon, "tand". De soortaanduiding betekent "schrikwekkend" in het Latijn.
Leidy baseerde de soort op een reeks syntypen: ANSP 9531 tot met 9544. Alle veertien tanden kwamen uit de Judith River Group die dateert uit het late Campanien, ongeveer vijfenzeventig miljoen jaar oud.
In 1857 veranderde Leidy van mening en hernoemde de soort tot Megalosaurus horridus. In 1866 viel het Edward Drinker Cope op dat sommige tanden, ANSP 9533, 9534 en 9535, anders in vorm waren, met een D-vormige doorsnede. Daarvan weten we nu dat het tanden betreft uit de praemaxilla van de bovenkaak. Cope echter meende dat het om een andere soort ging dan bij de tanden uit het bovenkaaksbeen en de onderkaak. De laatste, met uitzondering van de kleine onderkaakstand ANSP 9531 die op een premaxillaire tand leek, wees hij toe aan zijn geslacht Laelaps. Omdat de naam Laelaps al bezet was en door Othniel Charles Marsh hernoemd tot Dryptosaurus, schiep Oliver Perry Hay in 1899 voor deze tanden de aparte soort Dryptosaurus kenabekides. De drie premaxillaire tanden werden door Copes actie de lectotypen van Deinodon.
Leidy had zaak echter liefst andersom gezien: dat de maxillaire en dentaire tanden de naam Deinodon hadden behouden en de premaxillaire tanden een aparte naam kregen. Hij schiep daarom in 1868 voor die laatste een eigen geslacht en soort: Aublysodon mirandus. Omdat Copes keuze prioriteit heeft, was Aublysodon naar nu geldende normen een jonger objectief synoniem van Deinodon. Reeds in 1868 dacht Cope ontdekt te hebben dat de naam Deinodon bezet was door een slang. Hij hernoemde daarom de premaxillaire tanden tot Aublysodon horridus. Daarmee bevestigde hij de prioriteit van zijn keuze maar erkende althans Leidy's nieuwe geslachtsnaam. Zoals Hay echter in 1899 opviel, had Cope zich vergist: de slang heet Dinodon en Deinodon is gewoon als naam beschikbaar; de geldende soortnaam is daarmee Deinodon horridus.
In 1892, toen dat laatste nog niet duidelijk was, meende Marsh dat tand ANSP 9535 anders van vorm was van de andere praemaxillaire tanden. ANSP 9535 maakte hij tot het lectotype van Aublysodon mirandus, de andere tanden wees hij toe aan een Aublysodon sp. Als lectotypen van Deinodon bleven zo ANSP 9533 en ANSP 9534 over en het resultaat was dat Deinodon en Aublysodon toch formeel beide geldige namen waren. Mocht men echter menen dat Marsh ongelijk had, en beide identiek zijn, dan is Deinodon de geldige naam.
In de vroege twintigste eeuw werd Deinodon horridus als een geldig taxon gezien. William Diller Matthew zag Aublysodon lateralis, Laelaps incrassatus, Laelaps hazenianus en Ornithomimus grandis als jonger synoniemen van Deinodon horridus; Albertosaurus sarcophagus en Gorgosaurus libratus als mogelijke jongere synoniemen.
In 1970 stelde Dale Russell echter dat de tanden weliswaar aan een tyrannosauride behoord moet hebben, maar dat er ten tijde van de afzettingen van de Judith River Group minstens twee tyrannosauriden in Noord-Amerika voorkwamen: Albertosaurus libratus (= Gorgosaurus) en Daspletosaurus. De tanden van deze taxa zijn echter niet betrouwbaar in vorm te onderscheiden. De naam Deinodon is daarmee een nomen dubium: een aanduiding waaraan fossielen anders dan typespecimina niet gefundeerd kunnen worden toegewezen.
Leidy beschreef in 1856 nog twee tyrannosauride tandfragmenten, samen specimen ANSP 9530 vormend, die hij indertijd niet aan Deinodon toeschreef maar in 1868 wel. Het gaat vermoedelijk om een tand van Gorgosaurus. Hay zag in 1899 de tand als een syntype van Dryptosaurus kenabekides.
In de tijd dat Deinodon niet als een nomen dubium werd gezien, kwam het vaak voor dat tyrannosauride en overig theropode materiaal, vooral tanden, bij het geslacht werd ondergebracht; sommige geleerden meenden zelfs dat het als eerste tyrannosauride geslachtsnaam de voorkeur had bij de plaatsing van latere vondsten en hernoemden taxa tot een soort van Deinodon. Dat leverde nog eens negentien extra soorten op. Ook deze soorten worden tegenwoordig als nomina dubia gezien of worden bij andere geslachten dan wel soorten ondergebracht.
In 1902 hernoemde Hay Aublysodon amplus Marsh 1892, gebaseerd op specimen YPM 296, tot een Deinodon amplus en Aublysodon cristatus Marsh 1892 (YPM 297) tot een Deinodon cristatus. In beide gevallen gaat het om premaxillaire tanden van een jonge tyrannosaurus. Verwarrend genoeg is er nog een tweede Deinodon cristatus: ook in 1902 hernoemde Henry Fairfield Osborn namelijk Laelaps cristatus Cope 1876 tot een soort van Deinodon. Het typespecimen van déze soort, AMNH 3954, bestaat echter uit twee maxillaire tanden van Troodon. Osborn hernoemde in 1902 ook Laelaps laevifrons Cope 1876, gebaseerd op AMNH 3961, een losse tand, tot Deinodon laevifrons. Hetzelfde jaar maakte Lawrence Morris Lambe van Laelaps explanatus Cope 1876, gebaseerd op specimen AMNH 3958, een verzameling van zesentwintig tanden, een Deinodon explanatus. Bij beide laatste soorten gaat het in feite om tanden van Saurornitholestes. Een derde soort die Osborn in 1902 hernoemde was Laelaps falculus Cope 1876, gebaseerd op specimen AMNH 3959, een verzameling van tien tanden, die nu een Deinodon falculus werd. Het gaat om tanden van Gorgosaurus of Daspletosaurus. Osborn hernoemde in 1902 ook nog een vierde soort: Laelaps incrassatus Cope 1876, gebaseerd op specimen AMNH 3962, bestaande uit tweemaal een eerste maxillaire tand van Gorgosaurus, werd een Deinodon incrassatus. De vijfde soort die Osborn in 1902 hernoemde was Laelaps hazenianus Cope 1876, gebaseerd op specimen AMNH 3957, een verzameling van zeven tanden, die een Deinodon hazenianus werd. Vermoedelijk betreft het tanden van jonge gorgosauri of daspletosauri. Hay benoemde in 1902 ook nog een derde soort: Aublysodon? lateralis Cope 1876, gebaseerd op AMNH 3956, een verzameling van twee tanden, werd Deinodon lateralis. De tanden, sterk in grootte verschillend, komen vermoedelijk van twee soorten: de grootste waarschijnlijk van Gorgosaurus is, de kleinste wellicht van Dromaeosaurus.
In 1916 benoemde Osborn zijn zesde soort van Deinodon toen hij Ornithomimus grandis Marsh 1890 tot een Deinodon grandis hernoemde. Het later verloren gegane specimen betrof een derde middenvoetsbeen uit het voege Campanien, wellicht van een nog onbekende grote tyrannosauroide.
Matthew zag in 1922 Albertosaurus sarcophagus en Gorgosaurus libratus weliswaar als mogelijke synoniemen van Deinodon horridus maar ook als mogelijke soorten binnen het geslacht Deinodon; hij hernoemde die soorten in ieder geval vast als een Deinodon sarcophagus en een Deinodon libratus. In 1939 hernoemde Kuhn Albertosaurus arctunguis Parks 1928 tot een Deinodon arctuinguis. Het gaat naar huidige inzichten om een exemplaar van Albertosaurus sarcophagus.
In 1964 hernoemde Evgeni Aleksandrowitsj Malejew zijn Gorgosaurus novojilovi Maleev 1955 tot een Deinodon novojilovi. Het gaat in feite om Tarbosaurus. In 1965 hernoemde Oskar Kuhn Gorgosaurus lancensis Gilmore 1946 tot een Deinodon lancensis. Het gaat of om een jonge tyrannosaurus of om het aparte geslacht Nanotyrannus. In dezelfde publicatie hernoemde Kuhn Gorgosaurus lancinator Maleev 1955 als Deinodon lancinator en Albertosaurus periculosus Riabinin 1930 als een Deinodon periculosus. In feite betreft het in beide gevallen jonge tarbosauri. Kuhn hernoemde in 1965 ook Gorgosaurus sternbergi Matthew & Brown 1923 tot een Deinodon sternbergi. Het gaat om een jong exemplaar van Gorgosaurus libratus.
In 1995 hernoemde George Olshevsky Dryptosaurus kenabekides Hay 1899 tot een Deinodon kenabekides omdat de tanden zeker niet aan een dier toebehoren dat direct aan Dryptosaurus aquilunguis verwant is. Daar echter voor de maxillaire en dentaire tanden van het oorspronkelijke deinodonmateriaal niet te bewijzen valt dat ze niet bij de premaxillaire horen, noch dat ze onderling speciaal verwant zijn, wordt deze naam meestal als overbodig gezien.
De ingewikkelde naamgevingsgeschiedenis kan worden samengevat in een soortenlijst.
Men kan de verschillende binnen Deinodon benoemde soorten ook op alfabetische volgorde zetten met verwijzingen naar de soorten waar het materiaal volgens huidige inzichten aan toegewezen kan worden:
Als Deinodon inderdaad identiek is aan Gorgosaurus en/of Daspletosaurus, gaat het om een negen meter lange tweevoetige roofsauriër. Mocht het een apart taxon zijn, dan zijn daar geen verdere gegevens over beschikbaar dan de eigenschappen van de tanden van de lectotypen.
ANSP 9533 betreft een tand uit de praemaxilla van de snuitpunt, zoals blijkt uit de D-vorm: hij is 1,53 maal zo lang van binnen naar buiten als van links naar rechts gemeten. De binnenzijde is licht bol. Beide snijranden zijn gekarteld. ANSP 9534 is een gebroken stuk tand waarop een snijrand zichtbaar is die in doorsnede precies haaks op het tandoppervlak staat. Bij tyrannosauriden is dit meestal het geval bij de tweede dentaire tand.
Deinodon werd in 1856 door Leidy in de Sauria geplaatst, toen een algemene aanduiding voor het merendeel van de reptielen. In 1866 schiep Cope een eigen Dinodontidae, wat in 1915 door Matthew werd geëmendeerd tot Deinodontidae; dezelfde schiep in 1922 ook een Deinodontinae. Deinodon was zo lange tijd het typegenus van de groep die we tegenwoordig de Tyrannosauridae noemen. Het gebruik de andere naam toe te passen, was gemotiveerd door de vaststelling dat Deinodon een nomen dubium was. Volgens de regels van het ICZN echter maakt het oordeel dat het typegenus een nomen dubium is, een familienaam nog niet ongeldig. De officiële naam is dus nog steeds Deinodontidae.