Eurycleidus

Eurycleidus arcuatus is een lid van de Plesiosauria dat tijdens de vroege Jura leefde in het gebied van het huidige Engeland.

De excentrieke verzamelaar Thomas Hawkins verwierf uit een steengroeve bij Street in Somerset een aantal fossielen van plesiosauriërs. Later is soms wel gedacht dat Hawkins die zelf opgroef maar in zijn tijd vond een gentleman het beneden zijn stand om de handen vuil te maken; hij kocht de botten aan van arbeiders die wisten dat hij goed betaalde voor zulke vondsten. Hawkins verkocht zijn verzameling aan het British Museum. De daaraan verbonden Richard Owen benoemde in 1840 een aantal gegroepeerde stukken, nog voor 1834 door Hawkins verworven en door hem geïllustreerd in een dure uitgave, als een soort van Plesiosaurus: Plesiosaurus arcuatus. De soortaanduiding betekent "de gekromde". William Buckland stelde in 1837 dat de resten bij Lyme Regis waren gevonden maar moet zich vergist hebben gezien de samenstelling van het omringende kalkgesteente.

Het typemateriaal bestond uit een reeks syntypen: BMNH 2027, 2028, 2029, 2030, de twee blokken BMNH R.1317 en R.1318, en verder vermoedelijk BMNH 2047, BMNH 2061 en BMNH R.1319. De vondsten stammen uit het vroege Hettangien.

Het omstreden "Halberstadt-Exemplar"

In 1889 verplaatste Richard Lydekker de soort naar het geslacht Thaumatosaurus, als een Thaumatosaurus arcuatus. Lydekker stelde dat specimen BMNH 2030, een symfyse van de onderkaken, het holotype was. Strikt gesproken kan het hoogstens een lectotype zijn. Van de andere stukken meende hij dat ze tot hetzelfde individu behoorden. Daarop wijst dat ze uit een doorlopend stuk gesteente gewonnen kunnen zijn en er geen overlapping is in de elementen. BMNH R2029 is een linkerravenbeksbeen. BMNH R2027 is een linkerdijbeen en een wervel. BMNH R1322 zijn de sleutelbeenderen en de interclavicula. Schedelmateriaal was toen volledig onbekend.

In 1922 benoemde Charles William Andrews, nadat de schoudergordel opnieuw geprepareerd en vrijgelegd was, een apart geslacht Eurycleidus. De geslachtsnaam is afgeleid van het Grieks eurys, "breed", en kleis, "sleutel", een verwijzing naar het brede sleutelbeen. In 1994 werd het vrij complete skelet OUM J.28585 aan de soort Eurycleidus arcuatus toegewezen. Tegenwoordig wordt echter gedacht dat het hier weer een apart geslacht betreft. Andrews benoemde daarnaast ook een tweede soort door Plesiosaurus megacephalus in een Eurycleidus megacephalus te hernoemen. Deze werd later echter meestal gezien als een Rhomaleosaurus megacephalus.

In 1932 werd Thaumatosaurus victor hernoemd in een Eurycleidus victor, geen populaire naam. In 2010 werd dat het aparte geslacht Meyerasaurus.

In 2007 hernoemde Adam Stuart Smith Rhomaleosaurus megacephalus weer in een Eurycleidus megacephalus. In 2015 maakte Smith zelf hier het aparte geslacht Atychodracon van.

Het Museum Heineanum heeft een in 1899 te Halberstadt gevonden exemplaar gelabeld als een Eurycleidus arcuatus. Dit moest nog door verder onderzoek bevestigd worden. Het werd geopperd dat het om een specimen van Rhomaleosaurus victor zou gaan. In 2019 werd dit het eigen geslacht Lindwurmia.

Eurycleidus is voor zijn tijd een vrij grote soort met een lichaamslengte die meestal aangegeven wordt als zo'n vijf meter. Gregory S. Paul schatte echter de lengte op slechts tweeënhalve meter bij een gewicht van negentig kilogram.

In 2015 werd een aantal verschillen aangegeven met Atychodracon. De kloof op de onderzijde van de symfyse van de onderkaken wordt achteraan niet begrensd door de splenialia. De splenialia worden op de middenlijn gescheiden door een extra asymmetrische grote kloof. De (preaxiale) voorrand van het opperarmbeen is hol gekromd in plaats van recht. Het opperarmbeen is minder stevig en robuust. De ellepijp is langer dan het spaakbeen in plaats van andersom.

Eurycelidus deelt een aantal kenmerken met Atychodracon. De symfyse van de onderkaken is ongeveer even breed aks lang. Op de onderzijde van de symfyse bevindt zich een lengtekam. De dentaria hebben foramina direct achter de symfyse. Het spaakbeen is langer dan breed met het bovenste uiteinde breder dan het onderste.

Een basaal kenmerk is het naar voren uitsteken van het ravenbeksbeen.

Eurycleidus is in de Rhomaleosauridae geplaatst.

Plesiosauria 
 Neoplesiosauria 

Pliosauridae



Plesiosauroidea



 Rhomaleosauridae 

Stratesaurus taylori




Macroplata tenuiceps




Avalonnectes arturi




Eurycleidus arcuatus




Meyerasaurus victor




Maresaurus coccai




Atychodracon megacephalus




Archaeonectrus rostratus




Rhomaleosaurus cramptoni




Rhomaleosaurus thorntoni



Rhomaleosaurus zetlandicus














  • Hawkins, T.H. 1834. Memoirs on Ichthyosauri and Plesiosauri; Extinct monsters of the ancient Earth. Reife and Fletcher, London, 58 pp
  • Owen, R. 1840. Report on British fossil reptiles. Part I. Report of the British Association for the Advancement of Science 1839: 43-126
  • Lydekker, R. 1889. Catalogue of the fossil Reptilia and Amphibia in the British Museum (Natural History). Part II. Containing the orders Ichthyopterygia and Sauropterygia. British Museum (Natural History), London, 307 pp
  • C.W. Andrews. 1922. "Description of a new plesiosaur from the Weald Clay of Berwick (Sussex)". Quarterly Journal of the Geological Society 78: 285-298
  • Adam S. Smith. 2007. Anatomy and systematics of the Rhomaleosauridae (Sauropterygia, Plesiosauria), Ph.D. thesis. University College Dublin
  • Adam S. Smith & Gareth J. Dyke. 2008. "The skull of the giant predatory pliosaur Rhomaleosaurus cramptoni: implications for plesiosaur phylogenetics". Naturwissenschaften. 95(10): 975–980