Johannes Cornelis de Jonge (Zierikzee, 9 mei 1793 - Zuidhoorn, 12 juni 1853) was een Nederlands politicus en geschiedschrijver. Hij was de broer van Marinus Willem de Jonge van Campensnieuwland en de vader van Willem Adriaan Cornelis de Jonge, Johan Karel Jakob de Jonge en Bonifacius Cornelis de Jonge (1834-1907).
Jhr. mr. J.C. de Jonge studeerde te Leiden en werd in 1814 substituut-rijksarchivaris. In 1815 trok hij met de Leidse studenten ten strijde en promoveerde het volgende jaar. Rijksarchivaris Hendrik van Wijn was daarbij zijn promotor.[1] In het jaar van zijn promotie werd De Jonge aangesteld als eerste directeur van het Koninklijk Penningkabinet. In 1825 werd De Jonge lid van de Koninklijk Instituut van Wetenschappen. In 1831 werd hij algemeen rijksarchivaris, wat hij bleef tot zijn overlijden. Verder was hij van 1826-1851 lid van de Haagse gemeenteraad, van 1845-1851 wethouder en van 1840-1851 lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland. Hij overleed op 12 juni 1853 op zijn buitengoed Zuidhoorn bij Rijswijk.
Hij trouwde in 1816 met Hendrietta Philippina Jacoba van Kretschmar (1791-1861) met wie hij vijf kinderen kreeg.
De Jonge stelde een historische atlas op het gebied van de Nederlandse scheepvaart samen. In 1943 werd deze door diens nazaten geschonken aan het Maritiem Museum in Rotterdam. De atlas bestaat uit prenten van zeehelden, historieprenten, afbeeldingen van penningen, vlaggenkaarten en (zee) kaarten.[2]
Naast vele werken in het Latijn er Frans over Nederlandse geschied- en oudheidkunde, schreef hij
Verder talrijke geschiedkundige bijdragen in almanakken, handschriften van geleerde genootschappen, enz.
Voorganger: Hendrik van Wijn |
Archivarius van het Rijk 1831 - 1853 |
Opvolger: Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink |