Johannes Elias Teijsmann | ||||
---|---|---|---|---|
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Johannes Elias Teijsmann | |||
Geboren | 1 juni 1808 Arnhem | |||
Overleden | 22 juni 1882 's Lands Plantentuin Buitenzorg Nederlands-Indië | |||
Nationaliteit(en) | Nederland | |||
Beroep(en) | tuinman, botanicus, natuuronderzoeker. | |||
Bekend van | Kebun Raya Cibodas | |||
|
Johannes Elias Teijsmann (Arnhem in Nederland, 1 juni 1808 – 's Lands Plantentuin Buitenzorg in Nederlands-Indië, 22 juni 1882) was een tuinman, plantkundige, ontdekkingsreiziger en natuuronderzoeker. Hij werd vooral bekend omdat hij de botanische tuin in Bogor (Kebun Raya Cibodas) heeft uitgebreid en tussen 1830 en 1869 als hortulanus heeft beheerd. Verder maakte hij vele reizen door Nederlands-Indië waarbij hij planten verzamelde en beschreef, waaronder meer dan honderd soorten uit Nieuw-Guinea.
Zijn vader heette Hendrik Teijsmann (1763-1860) en was afkomstig uit Gütersloh (Noordrijn-Westfalen), zijn moeder heette Margaretha Apoldin. Ze hadden vijf kinderen, vier dochters en zoon Johannes Elias. Hendrik was tuinman op het landgoed (nu een rijksmonument) De Menthenberg bij Arnhem. In 1838 werd hij gepensioneerd en woonde de rest van zijn leven in Den Haag.
Teijsmann volgde de lagere school en hielp zijn vader bij zijn werk op het landgoed; later verhuisde hij naar Voorburg, waar hij zich als tuinknecht verhuurde en als zodanig in dienst kwam bij Johannes van den Bosch. Op 24 juli 1829 vertrok hij naar Nederlands-Indië, in dienst als tuinman van zijn baas die daar werd benoemd tot gouverneur-generaal. Zijn baas hield een indrukwekkende intocht in januari 1830 en Teijsmann werd eind 1830 officieel benoemd tot hortulanus van de plantentuin te Buitenzorg, waar ook de residentie van de gouverneur-generaal lag.
De volgende 38 jaar wijdde hij zijn krachten volledig aan het onderhoud en de opbouw van de tuin (zie Kebun Raya Bogor). Johannes was een autodidact op het gebied van de plantkunde en een energieke, non-conformistische man die graag zijn kennis over de flora (en fauna) van Indië deelde. Hij publiceerde voornamelijk in Nederlands-Indische tijdschriften en streefde niet naar wetenschappelijke roem. Hij was lid van diverse Nederlands-Indische wetenschappelijke genootschappen zoals de "Vereeniging tot bevordering van Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch Oost-Indië". In 1854 werd hij "broeder" en in 1864 "ridder" in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1858 werd hij benoemd tot "Inspecteur honorair van cultures"; dit was geen formele bevordering in rang. In 1865 werd hij corresponderend lid van de KNAW.
Hij maakte in zijn hoedanigheid als inspecteur een groot aantal reizen door de Oost-Indische Archipel om nieuwe planten te verzamelen. In 1868 werd in overleg besloten om dr. Rudolph Scheffer voortaan met de directie van de plantentuin te belasten en Teijsmann, bij besluit van 22 januari 1869, eervol te ontslaan als hortulanus. Daarna bleef hij belast met het maken van reizen, zowel in het belang van de plantentuin als in dat van handel en nijverheid; dan in de rang van Inspecteur van cultures met een driemaal hogere bezoldiging (van f 250,- naar f 750,- per maand). Tijdens deze reizen verzamelde hij niet alleen planten, maar ook zoölogische specimens, waaronder nieuwe vogelsoorten zoals de soembapapegaaiduif (Treron teysmannii)[1] en de sulawesiwaaierstaart (Rhipidura teysmanni).[2]
In 1830 trouwde hij met Dirkje van der Wal. Het huwelijk bleef kinderloos. Beiden zijn nooit meer terug geweest in Nederland, hoewel Dirkje soms last van heimwee had. Zij overleed in 1880. Johannes kreeg in 1881 pensioen en overleed een jaar later.
In 1856 werd door hem op Sumatra de zetmeelrijke, knolvormende, kruidachtige plant uit de aronskelkfamilie, Amorphophallus gigas ontdekt. Tijdens een reis door Nieuw-Guinea in 1872 ontdekte Teijsmann 133 nieuwe plantensoorten; het plantengeslacht Teijsmannia (nu genus Pottsia) werd naar hem vernoemd. In Nederlands Indië werden door zijn zorgen de oliepalm, de zoete cassave, de West Indische ananas en nog meer cultuurplanten ingevoerd. Hij liet verder de vanille-plant importeren naar Java en paste daarop kunstmatige bevruchtingstechnieken toe, waardoor de teelt veel goedkoper werd.
Pieter Bleeker noemde de vissoort Clarias teijsmanni naar Teijsmann, die ze had verzameld in bergstromen op Java.