Kabinet-De Geer II London I | ||||
---|---|---|---|---|
De ministers van het kabinet-De Geer II vooraf aan de eerste ministerraadsvergadering op het Departement van Justitie op 6 september 1939
| ||||
Coalitie | RKSP, SDAP, ARP, CHU, VDB | |||
Zeteltal TK | 31 + 23 + 17 + 8 + 6 = 85 | |||
Premier | jhr.mr. D.J. (Dirk Jan) de Geer | |||
Beëdiging | 10 augustus 1939 | |||
Demissionair | 26 augustus 1940 | |||
Ontslagdatum | 3 september 1940 | |||
Voorganger | Colijn V | |||
Opvolger | Gerbrandy I | |||
Zetels in de Tweede Kamer
| ||||
Overzicht kabinetten | ||||
|
Het kabinet-De Geer II (ook bekend als London I[bron?]) was het Nederlandse kabinet van 10 augustus 1939 tot 3 september 1940. Het kabinet werd gevormd door de politieke partijen Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP), Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) na het ontslag van het kabinet-Colijn V op 27 juli 1939. Op 14 mei 1940 kort na de Duitse inval tijdens de Tweede Wereldoorlog vertrok het kabinet naar Londen waar Koningin Wilhelmina zich al bevond en werd het eerste van de vier Londense kabinetten gevormd die tijdens de Tweede Wereldoorlog de Nederlandse regering in ballingschap leidden.[1] Anno 2024 was Jonkheer Dirk Jan de Geer de laatste minister-president van Nederland die een adellijke titel droeg.
Net als het eerste kabinet-De Geer (1926-1929) kwam ook dit kabinet tot stand zónder voorafgaande verkiezingen. Het kabinet-De Geer II was het eerste kabinet waaraan sociaaldemocraten (SDAP, opgericht in 1894) deelnamen; tot dan waren ze door de andere partijen uitgesloten van regeringsdeelname. Op 13 mei 1940 hield het kabinet de laatste ministerraad in Nederland, in het Fort aan den Hoek van Holland, voordat werd uitgeweken naar Engeland. Koningin Wilhelmina was toen al vertrokken.
Op 26 augustus 1940 diende het kabinet zijn ontslag in nadat koningin Wilhelmina het vertrouwen in de voorzitter van de ministerraad Dirk Jan de Geer had opgezegd.