Een kunstenaarsinitiatief is een door kunstenaars opgezette en beheerde tentoonstellingsruimte of galerie voor beeldende kunst. Er zijn in Nederland sinds de jaren zeventig vele kunstenaarsinitiatieven ontstaan.
Een kunstenaarsinitiatief is meestal gebonden aan een bepaalde plek, dit in tegenstelling tot losvaste kunstenaarsgroepen die voortkomen uit een gemeenschappelijke stijl van werken, of belangenorganisaties met leden uit het gehele land. In sommige gevallen kan men spreken van een kunstcollectief, dit zijn vaak productie gemeenschappen zoals ateliergebouwen.
Een belangenvereniging behartigt de belangen van een groep kunstenaars. Een voorbeeld is de Belangenvereniging Zwolse Kunstenaars (BZK). Deze werd opgericht (1987) omdat de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR) door de Nederlandse overheid werd beëindigd en daarmee de zekerheid van inkomen voor de kunstenaars wegviel. Een ander voorbeeld is de Gemeenschap Beeldende Kunstenaars (GBK) in Gelderland.
Beroepsverenigingen die vooral de economische belangen dienen noemt men vakbonden; daarvan zijn FNV Bond voor Creatieven (de kunstenbond KIEM van de FNV) en de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars (BBK) de bekendste. De eerste verenigingen van deze soort waren de Sint-Lucasgilden. De Gemeenschap Beeldende Kunstenaars in Gelderland was met driehonderd professioneel werkende kunstenaars als leden een van de grootsten van zijn soort.
De Groep Scorpio was een Nederlandse kunstenaars-beweging van kunstenaars die zich begin zestiger jaren verzette tegen de manier waarop in Nederland, in het bijzonder in het kunstcentrum van Amsterdam, de kunstenaar in de gelegenheid werd gesteld te exposeren.
In Amsterdam is een beleid ontwikkeld om de vestiging van verschillende soorten kunstenaars in betaalbare ateliers mogelijk te maken; het broedplaatsenbeleid. Broedplaatsen zijn bedrijfsverzamelgebouwen voor kunstenaars. Ook expositieruimtes van beeldend kunstenaars kunnen zo genoemd worden. Het gemeentelijk broedplaatsenbeleid wordt gecoördineerd door Bureau Broedplaatsen en is gericht op huisvesting van twee doelgroepen: professionele kunstenaars en broedplaatsgroepen.
Er zijn vele partijen in Amsterdam actief om meer broedplaatsen te realiseren of te behouden onder andere door kantoren te verbouwen.[1] Het gaat daarbij om organisaties van kunstenaars, subculturele groepen, vrijplaatsen en creatieve of culturele ondernemers. Het is echter niet alleen de doelgroep zelf die meerwaarde ziet in betaalbare ruimte voor de creatieven. Ook corporaties en commerciële ontwikkelaars, makelaars en vastgoedeigenaars zijn bereid mee te werken en te betalen aan broedplaatsen.
Zo zijn er op initiatief van de Stichting Open Ateliers Amsterdam Zuidoost in samenwerking met een woningbouwvereniging meerdere ateliercomplexen ontwikkeld in Amsterdam Zuidoost.
Een kunstcollectief is een hechte gemeenschap van kunstenaars die zich ten doel stelt het werk van deze kunstenaars op diverse plaatsen onder de aandacht te brengen. Soms kan een collectief gericht zijn op de gezamenlijke productie van kunst, zoals het collectief Kukuluku dat in de jaren zeventig muurschilderingen maakte in het oude stadsgebied van Amsterdam.
Aan het einde van de 19e eeuw ontstonden er ook dorpen met veel kunstenaars, kunstenaarskolonies, zoals Walden bij Bussum, Plasmolen in Noord-Limburg en Worpswede bij Bremen. Een hedendaagse variant daarvan is het kunstenaarsdorp Ruigoord bij Amsterdam.
Er bestaan in Nederland kunstenaarsverenigingen met een respectabele leeftijd zoals de Onafhankelijken of Arti et Amicitiae in Amsterdam, die honderd jaar en langer bestaan. Deze verenigingen dienen ter wederzijdse uitwisseling. Zo organiseerde de Onafhankelijken jarenlang een inloopatelier voor modeltekenen. Arti et Amicitiae heeft een eigen tentoonstellingsruimte en kan als gezelligheidsvereniging beschikken over besloten sociëteit aan het Rokin in Amsterdam.
Voorbeelden van een kunstkring zijn de Koninklijke Kunstkring van Leuven, de activiteit van deze kunstkring bestond voornamelijk uit het organiseren van groepstentoonstellingen en de Kunstkring het Zuiden, deze streefde niet alleen naar een economische opleving van Vlissingen maar wilde ook het culturele leven naar een hoger peil brengen.
Soms voelen kunstenaars behoefte aan een nieuw soort kunstopleiding, zoals het Bauhaus, opgericht door Walter Gropius in Weimar in 1919, of de Ateliers in Haarlem, opgericht in 1963 door onder anderen Ger Lataster.
Soms ontstaat een kunstenaarsgroep doordat de kunstenaars allen in dezelfde stijl werken en gezamenlijk tentoonstellen. Dit soort kunstenaarsgroep, dat soms een manifest uitgeeft waarin de nieuwe stijl wordt omschreven, wordt meestal niet gezien als kunstenaarsinitiatief maar beschouwd als een kunststroming of schilderstijl.
Vaak behoren de open atelierdag(en) en kunstroute ook tot een initiatief van kunstenaars. Deze dagen en routes worden door kunstenaars georganiseerd, die op een bepaalde dag of dagen (meestal weekend) hun ateliers openstellen voor het publiek. Vaak is er een centrale overzichtsexpositie van deelnemende kunstenaars met een catalogus of brochure, waardoor men zich een overzicht kan verschaffen alvorens een aantal of alle van de afzonderlijke ateliers te bezoeken.