Marlow Moss

Marlow Moss (Londen, 28 mei 1889Penzance, 23 augustus 1958) was een Engelse beeldend kunstenares die zich toelegde op schilder- en beeldhouwkunst.

Zij werd als Marjorie Jewel Moss geboren. Haar vader Lionel Moss, was textielhandelaar, haar moeder was Fannie Jacobs.
Tegen de zin van haar ouders besloot ze kunstenares te worden. Ze volgde haar opleiding aan de St John's Wood School of Art in 1916 en 1917, daarna bezocht zij de Slade School of Fine Art. Daar stopte ze met haar opleiding in 1919, waarschijnlijk door een geestelijke inzinking en ging ze in Cornwall wonen.

In 1923 keerde ze terug naar Londen, waar ze in de studiezaal van het British Museum en later aan de Penzance School of Art, waar ze beeldhouwkunst studeerde, haar opleiding weer oppakte. Rond 1926 begon ze ook te schilderen en richtte in Londen een atelier in. Vanaf deze tijd kleedde zij zich vooral mannelijk en noemde zich Marlow.

In 1927 ging Moss voor het eerst naar Parijs, waar ze zich later vestigde. In 1929 ontmoette ze daar Netty Nijhoff, die voor de rest van haar leven haar partner zou zijn. Ook hier studeerde ze verder, ze was aan de Académie Moderne leerling van Fernand Léger en Amédée Ozenfant. Door bemiddeling van Nijhoff maakte ze kennis met Piet Mondriaan, een kennis van de Nijhoffs, door wie haar stijl van werken beïnvloed zou raken. Ze was bevriend met Georges Vantongerloo, Jean Gorin en Max Bill.

In april 1940 vertrokken Moss en Nijhoff vanwege de oorlogsdreiging naar Nederland, vanwaar Marlow verder reisde naar het Verenigd Koninkrijk. Ze vestigde zich weer in Penzance op het westelijke punt van Cornwall, waar ze de rest van haar leven zou blijven wonen en werken. Daarnaast pakte ze ook nog een studie architectuur op aan de Penzance School of Art.

In 1958 overleed ze in Penzance aan kanker.

Voor de Tweede Wereldoorlog bestond haar werk voornamelijk uit schilderijen. Daarin was goed de invloed van het neoplasticisme te herkennen, hoewel sommigen ook beweren dat Moss een grotere invloed had op Mondriaan dan andersom. Aan het eind van de jaren dertig veranderde ze van stijl doordat ze volkomen witte reliëfs ging maken van materialen als hout en touw. Veel van haar vooroorlogse werk ging verloren doordat Duitse bommen op haar atelier terechtkwamen.

Na de oorlog legde ze zich toe op beeldhouwwerken die de invloed van haar studie architectuur verraden. Haar schilderijen uit die tijd zijn in dezelfde stijl als die van voor WOII, maar minder kleurrijk.

Haar werk was innovatief, maar door haar lage productie en het feit dat ze een afgezonderd leven leidde, ook nog eens grotendeels in Frankrijk, werd ze vooral gezien als een mindere imitator van Mondriaan. Werk van haar is te vinden in het Gemeentemuseum Den Haag, Kröller-Müller Museum, Tate Modern, Vleeshal en het Henry Moore Institute.
In 1994 wijdde het Gemeentemuseum Arnhem een tentoonstelling aan Marlow Moss.

[bewerken | brontekst bewerken]