Phintys van Sparta (ca. 400 v.Chr.) was een pythagoreïsche filosofe. Ze was de dochter van Kallicrates en wordt genoemd als een van de veertien pythagoreïsche vrouwen in de Eclogae, een anthologie die Stobaeus schreef voor de opvoeding van zijn zoon. Er is weinig met zekerheid geweten over haar leven, en zelfs de veronderstelling dat ze tot de school van Pythagoras behoorde is onderwerp van controverse.
Van haar filosofische werk Over de matiging bij de vrouwen zijn twee fragmenten bewaard gebleven, die terug te vinden zijn in het eerste deel van Mary Ellen Waite over de geschiedenis van vrouwelijke filosofen.[1] Een van deze fragmenten is online te lezen in een Engelse vertaling met de titel Pandemonium and Silence at Corinth. Ze verdedigt hierin haar visie dat de grootste deugd van de vrouw matigheid moet zijn. Ze betoogt echter ook dat vrouwen net als mannen geschikt zijn voor het beoefenen van filosofie en ook voor andere beroepen die niet meteen als 'vrouwelijk' werden aangezien.