Reuzengraafskinken | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Acontias orientalis | |||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||||
Acontias Cuvier, 1817 | |||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||
Reuzengraafskinken op Wikispecies | |||||||||||||||||
|
Reuzengraafskinken[1] (Acontias) zijn een geslacht van hagedissen uit de familie skinken (Scincidae).
Alle soorten hebben een langwerpig en slang-achtig lichaam zonder zichtbare poten. Aan de snuitpunt is een vergrote en verdikte rotraalschub aanwezig die door de lichtere kleur duidelijk opvalt. De meeste soorten bereiken een lichaamslengte tot enkele decimeters. De staart is ongeveer een derde van de totale lichaamslengte. De grootste soort is Acontias plumbeus, die een lichaamslengte kan bereiken van bijna vijftig centimeter exclusief de staart.[2]
De soorten komen voor in delen van Afrika en leven in de landen Angola, Botswana, Kenia, Mozambique, Namibië, Swaziland, Tanzania, Zambia, Zimbabwe en Zuid-Afrika. Elf soorten komen endemisch voor in Zuid-Afrika. Reuzengraafskinken leven in gebieden met een los substraat, zoals zand, waarin ze goed kunnen graven.[3]
Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN zijn vijftien van de 23 soorten opgenomen. Twaalf soorten worden beschouwd als 'veilig' (Least Concern of LC), de Zuid-Afrikaanse soort Acontias richardi heeft 'gevoelig' (Near Threatened of NT) als beschermingstatus. De soorten Acontias rieppeli en Acontias poecilus worden als 'bedreigd' gezien (Endangered of EN).[4]
Alle soorten zijn eierlevendbarend (ovovivipaar). De vrouwtjes zetten dus geen eieren af maar baren levende jongen die direct zelfstandig zijn. Reuzengraafskinken leiden een gravend bestaan onder de grond. Van enkele soorten is bekend dat ze overdag zonnen om op te warmen. De meeste soorten jagen op ondergronds levende insecten zoals termieten. Van Acontias plumbeus is bekend dat ook gewervelde dieren worden buitgemaakt, zoals kikkers en kleine gravende reptielen.[3]
De wetenschappelijke naam van het geslacht werd in 1817 voorgesteld door Georges Cuvier. Sommige soorten werden vroeger in het geslacht Microacontias geplaatst, zoals Acontias lineatus en Acontias litoralis. Deze groep wordt tegenwoordig echter niet meer erkend.
Er zijn 23 verschillende soorten beschreven, inclusief de pas in 2018 ontdekte soorten Acontias albigularis en Acontias wakkerstroomensis. Deze soorten worden in veel literatuur nog niet vermeld.