Stratesaurus

Stratesaurus taylori is een lid van de Plesiosauria dat tijdens de vroege Jura leefde in het gebied van het huidige Engeland.

In een steengroeve bij Street in Somerset werden in de negentiende eeuw vijfentwintig skeletten van kleine plesiosauriërs gevonden. Die werden grotendeels toegewezen aan Thalassiodracon hawkinsii. In de eenentwintigste eeuw werd onderkend dat daarmee geen recht gedaan werd aan een grotere variatie aan soorten. Drie nieuwe soorten werden benoemd, waaronder Eoplesiosaurus en Avalonnectes. Een andere soort wordt vertegenwoordigd door een van de eerste plesiosauriërexemplaren die bekend werden, specimen GSM 26035. Het werd al in 1821 en 1822 door Henry Thomas de la Beche en William Conybeare beschreven. Het bestond uit de enige plesiosauriërschedel die ze toen kenden. Ze wezen het toe aan een Plesiosaurus sp. Een tweede exemplaar van hetzelfde taxon, specimen OUMNH J.10337, werd in 1874 verworven door het Oxford University Museum of Natural History. Het werd aangekocht uit een latere collectie die de excentrieke verzamelaar Thomas Hawkins tussen 1858 en 1868 aangelegd had. Het had daarin het inventarisnummer T.H. IIIa. Het was door Hawkins mechanisch geprepareerd maar werd veel later, in de jaren negentig van de twintigste eeuw, door Michael Alan Taylor door een zuurbad verder vrijgelegd.

In 2012 werd de typesoort Stratesaurus taylori benoemd en beschreven door Roger Bjarnason John Benson, Mark Evans en Patrick Scott Druckenmiller. De geslachtsnaam is afgeleid van Strate, de oude naam voor Street die voor het eerst te vinden is in het Domesday Book. Overigens is die naam weer afgeleid van het Angelsaksisch straet. De soortaanduiding eert Taylor voor zijn bijdrage aan het onderzoek. De Life Science Identifiers zijn 2C627698-239B-4436-81E5-E6FA5173F618 voor het geslacht, E2BA4E44-3E28-4987-928F-DF559BDCA98F voor de soort.

Het holotype, OUMNH J.10337, is gevonden in een laag die dateert uit het Hettangien. Het bestaat uit een skelet met schedel. Behalve een vrij complete schedel omvat het de onderkaken, achttien halswervels, borstwervels, ribben, chevrons, een linkerdarmbeen, een linkerscheenbeen, een linkerkuitbeen, een fibulare en een intermedium. Toegewezen is GSM 26035, een schedel met eraan vast de voorste halswervels. Een tweede toegewezen exemplaar is AGT 11, een schedel uit de Alfred Gillett Trust van Street. Alle specimina zijn vermoedelijk van nog jonge dieren.

In 2015 werd in detail de schedel beschreven.

Elementen van het holotype

Alle exemplaren zijn van vrij kleine dieren, zo'n twee meter lang. De schedel van het holotype is achttien centimeter lang. De romplengte is achtenzestig centimeter. Dat maakt het een van de kleinste bekende plesiosauriërs, ook als we aannemen dat de volwassen dieren wat groter waren.

Stratesaurus heeft twee onderscheidende kenmerken. Het zijn autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. Op de de achterste buitenvlakken van de voorste gewrichtsuitsteeksels bevinden zich opvallende naar achteren gerichte uitsteeksels. De wervellichamen van de borstwervels zijn relatief kort met een lengte die 70% bedraagt van de hoogte.

Er zijn vijf premaxillaire en zestien maxillaire tanden, zonder insnoering van de snuit. Er kunnen vierendertig tanden in het dentarium gestaan hebben.

De snuit loopt naar voren taps toe en niet van een insnoering uit. Er is dus geen voorste verbreding van de praemaxillae die als een prey grab diende. Het aantal van vijf premaxillaire tanden is normaal voor basale plesiosauriërs maar wijkt af van Thalassiodracon die er vier bezit. Deze tanden hellen naar voren zijn ongeveer even groot, de derde en vierde het langst. De zestien tandkassen in het bovenkaaksbeen verschillen niet veel van grootte; in 2015 werd echter aangegeven dat het derde tot en met zevende paar tanden duidelijk groter zijn. De maxillaire tanden staan veel meer verticaal, vooral de kleinere achterste. Een bovenste tak van het bovenkaaksbeen loopt over het neusgat. Er is een lage schedelkam over de wandbeenderen, in de voorkant doorboord door een ovaal foramen pineale. De wandbeenderen vormen achteraan een T-vormige structuur overdwars, een basaal kenmerk. De wandbeenderen worden overlapt door een voorwaartse dunne beenplaat van de squamosa. Die raken elkaar, een bult vormend boven de wandbeenderen. Een neergaande tak van het postorbitale reikt ver naar achteren, de bovenrand vormend van het slaapvenster, een basaal kenmerk.

De zes paar voorste tanden in het dentarium zijn langer en hellen naar voren. Ze zijn langer dan de tegenoverliggende tanden in de praemaxilla en het voorste bovenkaaksbeen. De achterste dentaire tanden zijn juist kleiner dan de achterste maxillaire tanden.

Er zijn minstens achttien halswervels en vermoedelijk zeker anderhalf keer zoveel. De beennaden tussen hun wervellichamen en wervelbogen zijn bol in plaat van V-vormig, een zeldzaam kenmerk gedeeld met Eoplesiosaurus. Er zijn facetten voor dubbelkoppige ribben. De wervels zijn amficoel. Hun dus holle gewrichtsvlakken zijn 20% breder dan hoog. Het voorste vlak heeft een onderste beenlip, een kenmerk dat eerder als afgeleid voor Pliosauridae werd beschouwd maar later bij meerdere basale plesiosauriërs is aangetroffen. De korte borstwervels wijken sterk af van de andere soorten uit Street.

Het darmbeen is relatief recht. Het boveneind is verbreed en ongeveer 20° gedraaid ten opzichte van de voorzijde. Deze verbreding heeft een ruwe verticale richel op de buitenzijde. Voorblad en achterblad vervloeien met elkaar, anders dan bij pistosauriden. Het darmbeen was alleen verbonden met het zitbeen, niet meer met het schaambeen, net als bij sommige afgeleide Pistosauria. De elementen van de achterpoot zijn niet volledig verbeend. Het scheenbeen is robuust met een rechthoekig profiel. De achterpoot is niet basaal langwerpig.

Stratesaurus werd in de Rhomaleosauridae geplaatst, als meest basale soort.

Plesiosauria 
 Neoplesiosauria 

Pliosauridae



Plesiosauroidea



 Rhomaleosauridae 

Stratesaurus taylori




Macroplata tenuiceps




Avalonnectes arturi




Eurycleidus arcuatus




Meyerasaurus victor




Maresaurus coccai




Atychodracon megacephalus




Archaeonectrus rostratus




Rhomaleosaurus cramptoni




Rhomaleosaurus thorntoni



Rhomaleosaurus zetlandicus













In de matrix rond het holotype werden resten gevonden van een mogelijke maaginhoud. Het betreft visbotten en visschubben waarvan sommige geëtst lijken te zijn door maagzuur. Verder was er een mogelijke gastroliet. Het werd al vermoed dat de soort een viseter was.

Gezien de beperkte lichaamsomvang was Stratesaurus geen rover van grote prooien, anders dan veel latere rhomaleosauriden, wat ook blijkt uit de vrij slanke tanden en zwakke sluitspieren van de kaken. De naar voren hellende tanden, die geen heel lange vangtanden omvatten, kunnen als een soort zeef gefungeerd hebben om kleinere voedseldeeltjes uit het water te zeven. Het naar beneden gerichte suspensorium, de totale structuur van de achterste schedel waar de onderkaken aan hingen, verhinderde de muil zeer wijd te openen en een laag gelegen kaakgewricht zou gediend kunnen hebben om ook de kortere achterste tanden aan de zeef te laten bijdragen.

  • De la Beche, H.T., and W.D. Conybeare. 1821. "Notice of the discovery of a new fossil animal, forming a link between the Ichthyosaurus and crocodile, together with general remarks on the osteology of the Ichthyosaurus". Transactions of the Geological Society of London, series one 5: 559–594
  • Hawkins, T. 1875. Catalogue of Mr Hawkins’ Collection of fossil saurian remains from the Somersetshire quarries and Lyme Regis; obtained during the years from 1858 to 1868 inclusive; and presented (through the Marquis of Salisbury, Chancellor) to The University of Oxford in 1874. Unpublished manuscript in the Oxford University Museum of Natural History
  • Storrs G.W. & Taylor M.A. 1996. "Cranial anatomy of a new plesiosaur genus from the lowermost Lias (Rhaetian/Hettangian) of Street, Somerset, England". Journal of Vertebrate Paleontology. 16: 403–420
  • Roger B.J. Benson; Mark Evans & Patrick S. Druckenmiller. 2012. "High Diversity, Low Disparity and Small Body Size in Plesiosaurs (Reptilia, Sauropterygia) from the Triassic–Jurassic Boundary". PLOS ONE. 7(3): e31838
  • Roger B.J. Benson, Mark Evans & Michael A. Taylor. 2015. "The anatomy of Stratesaurus (Reptilia, Plesiosauria) from the lowermost Jurassic of Somerset, United Kingdom", Journal of Vertebrate Paleontology, 35: 4, e933739