Kazimierz Wierzyński (Drohobycz, Oostenrijk-Hongarije, 27 augustus 1894 – Londen, 13 februari 1969) was een Poolse schrijver.
Na beëindiging van het gymnasium in 1912 studeerde Wierzyński een jaar filologie aan de Jagiellonische Universiteit in Krakau en daarna slavistiek, germanistiek en filosofie aan de Universiteit van Wenen. Bij de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog nam hij dienst in het Legion Wschodni van Generaal Józef Haller. Na hun opheffing werd hij opgenomen in het Oostenrijkse leger. In 1915 raakte hij in Russisch krijgsgevangenschap.
Na de oorlog ging hij naar Warschau, waar zijn literaire loopbaan begon. Hij publiceerde tot 1938 tien bundels gedichten en stichtte met Antoni Slonimski, Julian Tuwin, Jan Lechon en Jaroslaw Iewaskiewicz het tijdschrift en de dichtersgroep Skamander. Hij gaf de tijdschriften Kultura (1931–1932) en Przegląd Sportowy (1926–1931) uit en werkte als literatuur- en theatercriticus voor de Gazeta Polska. Bij de kunstwedstrijden van de Olympische Zomerspelen in Amsterdam won hij de gouden medaille in de categorie lyrica. In 1936 werd hij met de nationale prijs voor literatuur onderscheiden, en twee jaar later werd hij lid van de Poolse literatuuracademie.
Na de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog werd hij met de Gazeta Polska naar Lemberg/Lwow geëvacueerd. Vandaar vluchtte hij voor de Duitse bezetting eerst naar Frankrijk, later via Portugal en Brazilië naar de Verenigde Staten.
Tijdens die oorlogsjaren publiceerde hij bijna ieder jaar een dichtbundel. Na de oorlog werkte hij in Londen voor Mieczyslaw Grydzewskis Wiadomości en voor Radio Vrij Europa. Nog op de dag van zijn dood werkte hij aan zijn laatste gedichtband Sen mara (Droomslaap).
Zijn as werd in 1978 naar Polen gebracht.
in Memento, Pegasus 2005, zijn vertaald door Gerard Rasch zes gedichten van Wierzyński opgenomen: