Middelijslands is de taal die van 1350 tot 1550 in IJsland gesproken werd. Deze periode viel samen met het verlies van onafhankelijkheid door Deense heerschappij, waarbij het verschil tussen Noormannen en IJslanders alleen maar groter werd. Noorwegen viel eveneens onder de Deense kroon en Deens werd de officiële taal, wat leidde tot de vorming van een gemengde Deens-Noorse taal, de basis van het modern Noorse Bokmål (dat overigens in de 20e eeuw "ver-noorst" is). Enkel in west-Noorwegen (waar de kolonisten van IJsland vandaan kwamen) bleven de dialecten relatief zuiver en vrij van Deense invloeden, zozeer zelfs dat in de tweede helft van de 19e eeuw de linguïst Ivar Aasen aan de hand daarvan een authentiek Noors idioom creëerde dat eerst landsmål ‘nationale taal’ genoemd werd en later Nynorsk of ‘neo-Noors’, wat onmiddellijk erkend werd als officiële taal van de staat en nu algemeen gebruikt wordt, met name in het gebied van Bergen. Alle continentale Scandinavische talen ontwikkelden zich in deze periode van synthetische naar analytische talen, en met de Reformatie een modern karakter aan begonnen te nemen. In deze periode vertoont IJsland een tweedeling. Aan de ene kant behield het zijn (vrijwel onveranderde) flexiemorfologie (buigingsvormleer); anderzijds onderging het een fonologische reorganisatie, vergelijkbaar met de ontwikkeling van Middelengels naar modern Engels. De belangrijkste veranderingen waren:
Maar de uitspraak van atonische (onbeklemtoonde) klinkers bleef, vergeleken met de ontwikkelingen in andere Scandinavische en Germaanse talen, zeer zuiver, een factor die een belangrijke rol speelde bij de instandhouding van enkele vormen.
Een ander zeer opmerkelijk verschijnsel is pre-aspiratie, waarin bepaalde medeklinkergroepen vooraf worden gegaan door een volledige afsluiting van de stembanden, gevolgd door een lichte aspiratie. Andere medeklinkergroepen ontwikkelden een gedesonoreerd dentaal (met de tanden gevormd) element. Dat dit verschijnsel niet is opgeschreven geeft blijk van het feit dat het in een zeer vroeg stadium van de taalkundige evolutie plaatsvond (maar dit is een veelvoorkomend verschijnsel in vele talen en culturen zoals Engels, Frans en Deens. Ook morfofonetische verschijnselen hebben zich ontwikkeld, sommigen van hen aangeduid door de grafemen (gef þú > gefðu enz.)
Ondanks deze fonetische 'aardbeving', zijn een aantal zeer oude en fundamentele kenmerken bewaard gebleven, zoals het behoud van de atonische klinkers [i, u, a] aan het einde van een woord, elders teruggebracht tot een onduidelijke stomme [ə]; dit is waarschijnlijk de voornaamste oorzaak van het morfologische behoud.