Hermann Goßler (Hamburg, 21 augustus 1802 - aldaar, 10 mei 1877) was een Duits politicus die eerste burgemeester (Erste Bürgermeister) van de Vrije en Hanzestad Hamburg is geweest.
Hermann Goßler stamde uit een patriciërsfamilie. Zijn vader was Johann Heinrich Goßler (1775-1842), Hamburger senator en eigenaar van handelshuis Johann Berenberg, Gossler & Co. Zijn broer Johann Heinrich Goßler (1805-1879) was later directeur van het handelshuis en grootvader van John Freiherr von Berenberg-Goßler (1866-1943).
Hermann Goßler volgde lager- en middelbaar onderwijs in Hamburg en studeerde rechten aan de Ruprechts-Karls-Universiteit Heidelberg. In 1826 vestigde hij zich als advocaat in Hamburg. Naast zijn werk als advocaat werkte hij ook als armenverpleegkundige.
Hermann Goßler werd op 5 mei 1837 senaatssecretaris van de Raad van Hamburg (Hamburger Rat)[1]. Van 1838 tot 1842 was hij secretarius van het hooggerechtshof (tot 1860). Op 1 juni 1842, kort na de Brand in Hamburg, werd Goßler in de Raad van Hamburg (sinds 1860: Senaat) gekozen en bleef dit tot zijn dood in 1877. Hij was voorzitter van diverse senaatsautoriteiten (= ministersposten), o.a. van 1848 tot 1853 voorzitter van de senaatsautoriteit van Politie (Polizeiherr). In 1870, 1871 en in 1873 werd hij tot tweede burgemeester (Zweite Bürgermeister) van Hamburg gekozen.
Van 1 januari tot 31 december 1874 was hij voorzitter van de Senaat (Präsident des Senats) en eerste burgemeester (Erste Bürgermeister) van de Vrije en Hanzestad Hamburg.