Louis Borel | ||||
---|---|---|---|---|
Louis Borel
| ||||
Algemene informatie | ||||
Geboortenaam | Lodewijk Borel | |||
Geboren | 6 oktober 1905 | |||
Overleden | 24 april 1973 | |||
Land | Nederland | |||
Werk | ||||
Pseudoniem | Lodewijk Makkay, Louis Borell | |||
Jaren actief | 1924-1973 | |||
Beroep | Acteur, regisseur | |||
(en) IMDb-profiel | ||||
(mul) TMDb-profiel | ||||
|
Lodewijk (Louis) Borel (Amsterdam, 6 oktober 1905 – aldaar, 24 april 1973) was een Nederlands acteur, die ook furore maakte in de Verenigde Staten en Engeland en diverse malen op West End en Broadway stond.
Borel was de zoon van schrijver en journalist Henri Borel (1869-1933) en diens tweede echtgenote Helena Maria de Hartog. Hij had nog twee halfzusters en een halfbroer. Hij was de kleinzoon van generaal-majoor en gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie George Frederik Willem Borel (1837-1907) en Suzanna Elisabeth Marcella (1839-1910). Zijn grootmoeder was een telg uit het geslacht Marcella en een kleindochter van generaal Bernardus Johannes Cornelis Dibbets (1782-1839). Zijn oom was assistent-resident Eduard Ludwig Martin Kühr en een achterneef was luitenant-generaal Jean Henri Borel.
Borel was door zijn vader voorbestemd om bankier te worden, maar begon in plaats daarvan zijn loopbaan in 1924 bij het Hofstadtoneel van Cor van der Lugt Melsert (onder de artiestennaam Lodewijk Makkay). Hij was vervolgens (vanaf 1924) werkzaam bij het Nederlands-Indisch Toneel, dat toen onder leiding stond van Cor Ruys en afwisselend in Nederland en Nederlands-Indië optrad. In 1928 speelde hij daarnaast enige voorstellingen met een toneelgezelschap dat geleid werd door Theo Frenkel jr.[1] In 1929 speelde hij met het Nederlands-Indisch Toneel, samen met Jan C. de Vos, jr., Dolly Bouwmeester en Tilly Lus, in het toneelstuk Leven, dat handelde over de gevaren van TBC-besmetting. Dit toneelstuk kreeg in dagblad Het Centrum lovende recensies. Het Nederlands-Indisch toneel maakte in 1930 een tournee naar Antwerpen en reisde vervolgens op 20 augustus per Slamat van de Rotterdamse Lloyd naar Nederlands-Indië, waar het gezelschap op 24 september optrad in de stadsschouwburg te Weltevreden met het stuk Topaze, een satire in vier bedrijven van Marcel Pagnol.[2] Datzelfde jaar werd ook het 25-jarig jubileum van Cor Ruys gevierd.[3]
In 1932 werd het familieblijspel in drie bedrijven Dr. Stielitz door het Nederlands-Indisch Toneel met veel succes opgevoerd. Cor Ruys speelde de joodse vader en verder speelden Borel, Anton Ruys, Pierre Myin, Eline Pisuisse, Wim Kan en Johanna Bouwmeester mee. Een recensent schreef in De Tijd: Men moet dit gaan zien. Dit fijnzinnig en tevens allerkoddigste toneelspel van een groot acteur is het waard door honderden genoten te worden. Een gang naar het Amsteltheater in de Amstelstraat beveel ik dan ook van harte aan.[4] Het jaar daarop speelde het gezelschap het stuk De 4 Müllers, waarover in de krant geschreven werd: heel de bezetting was uitstekend en ook Jacques Reule en Louis Borel gaven krachtig samenspel als vader en zoon.[5] Borel speelde hierna nog een korte periode bij Die Haghespelers van Jacques van Hoven (tot 1 november 1934).[6] Hij trad in deze tijd met collega's als Johan Kaart, Enny Meunier, Louis de Bree, Annie van Duyn, Jopie Koopman, Roland Varno en Fie Carelsen op. Vanaf december 1934 was hij verbonden aan het Centraal Toneel, als opvolger van Frits van Dongen[7] en speelde hij in de speelfilm Malle gevallen de rol van Hans Ritman, naast de acteurs Johan Kaart (Bram van Boven) en Roland Varno (Boy de Wit). Hij begon nu in meer Nederlandse speelfilms te acteren, zoals in 1935 in De Kribbenbijter, naast Chris Baay en Mary Dresselhuys en in Suikerfreule, naast Johan Elsensohn, Louis de Bree en Annie van Duyn.[8]
Borel vertrok in 1934 naar Londen, waar hij aldaar bij het toneel een reeks van gastvoorstellingen speelde en daarmee veel succes oogstte, onder meer in Return to yesterday; De Engelse dagbladen schreven met veel lof over zijn prestaties en noemden Borel een combinatie van een roeier in een universiteitsploeg en met de charme en het accent van Maurice Chevalier.[9][10][11] Deze lof gold onder meer zijn optreden in Return to yesterday en de hoofdrol, naast Merle Oberon en Rex Harrison, in de film Over the moon. De Daily Herald merkte hieromtrent op: Deze jongeman is begaafd en heeft de magnetische blik, de manier en het accent, die hem onvermijdelijk ten prooi zullen doen vallen aan onze filmstudio's.[12] Borel sloot in augustus 1935 een contract voor vijf jaar met Metro-Goldwyn en vertrok in september van dat jaar naar Hollywood.[13] Hier speelde hij een succesvolle rol in de dansfilm Head over heels,[14] die ook in Nederland, onder meer in het Maxim-theater, draaide. Het jaar daarop speelde Borel met Merle Oberon en Rex Harrison in de rolprent Over the moon[15] en was hij eregast tijdens het wereldfilmbal in het Kurhaus te Scheveningen in 1938.[16] In 1939 speelde hij samen met Jan Musch en Fien de la Mar in de Nederlandse speelfilm De Spooktrein.[17] Tijdens de oorlogsjaren was Borel woonachtig in Amerika, waar hij in verschillende films meespeelde, zoals London Blackout Murders (1943), maar ook in enkele films waar zijn naam niet op de aftiteling werd genoemd, zoals Paris after dark (1943) en The story of Dr. Wassell (1944).
Borel keerde in 1949 terug naar Nederland en speelde dat jaar in het toneelstuk Bakerssprookjes, waarvoor hij ook de regie verzorgde, samen met Mary Dresselhuys en Guus Oster.[18] De Locomotief schreef dat hij zich bij deze gelegenheid een goed regisseur toonde.[19] Borel richtte in 1955 zijn eigen toneelgezelschap, De Blijspelers, op, waarmee hij dat jaar het Amerikaanse blijspel, dat hij zelf vertaald en bewerkt had, De Ooievaarswals, opvoerde. Andere acteurs in dit gezelschap waren Péronne Hosang, Teddy Schaank, Marianne Rector, Thera Westerman, Rijk de Gooyer, Lex Goudsmit, Bab Wijsman, Dickie Bos en John de Geest.[20] Hij werd in 1956, samen met Frits van Dijk en Guus Hermus artistiek leider van de per 1 september van dat jaar opgerichte stichting Nederlands Toneelgezelschap, die als doel had artistiek verantwoorde toneelspelkunst in geheel Nederland te brengen en positieve bijdragen te leveren tot de cultuurspreiding in Nederland. Het gezelschap bestond verder uit 17 actrices en 20 acteurs.[21] Het Nieuw Nederlands Toneelgezelschap bracht diverse stukken op de planken, waaronder in 1956 Moederdag. Borel leidde ook Josephine Baker in tijdens haar afscheidsvoorstelling in Theater Carré in 1956.[22]
In 1957 bracht het Nieuw Nederlands Toneelgezelschap, onder regie van Borel, en waarin hij ook een hoofdrol, naast Andrea Domburg en Ton Kuyl, speelde, de thriller De vrouw met het rode haar op het toneel.[23][24] Van 1958 tot 1962 vervulde hij als gastspeler diverse rollen bij de Nederlandse Comedie, waaronder in de spelen Eerste liefde, De twaalf gezworenen, Wie is Janus?, 'n Tik van de zon en Dreamgirl. In 1962 speelde hij naast Kitty Janssen, Guus Oster, Winnifred Bosboom en Jan Teulings in het blijspel Mary, Mary en in het voorjaar van 1963 acteerde hij samen met Lily Bouwmeester in het toneelstuk Lieve leugenaar. Op oudejaarsavond 1964 zond de KRO de televisieregistratie van de klucht van Jan Blaaser Drie is te veel uit, waar onder meer Borel, Sara Heyblom, Jan Knipscheer en Joop Doderer in meespeelden.[25] Van 1965 tot 1968 was Borel bij de Haagse Comedie actief. Bij dit gezelschap speelde hij onder meer De cactusbloem, met Paul Steenbergen en Myra Ward en Ik zoek Mioussov, met Eric van Ingen, Georgette Hagedoorn en Anne Wil Blankers.
Een groot deel van die tijd regisseerde Borel ook toneelstukken, zoals bij het gezelschap van Guus Oster, het toneelgezelschap van Johan Kaart, het Nieuw Nederlands Toneelgezelschap en een gezelschap rond Lily Bouwmeester. Hij acteerde tot in de jaren vijftig regelmatig in Amerikaanse televisieseries als Passport to Danger, Crusader, Topper en Those Whiting Girls. In de late jaren zestig speelde hij hoofd- en bijrollen in blijspelen, zoals Er zat een haar in mijn soep, samen met Ton van Duinhoven en Trudy Labij. In die jaren had hij ook een radiorubriek op Radio Luxemburg met Bobbejaan Schoepen. Op eerste kerstdag 1969 werd het televisiespel K. White Christmas, een satire op de Amerikaanse showbusiness, uitgezonden; in dit stuk acteerden, naast Borel, onder meer Petra Laseur en Mieke Telkamp. Een van de laatste rollen die hij speelde was die van burgemeester in de televisieserie Swiebertje, in welke hij Rien van Nunen opvolgde. Hij speelde deze rol in de seizoenen 1970/71 en 1971/72. Tot zijn grote spijt werd het contract met de NCRV daarna niet meer verlengd. In zijn laatste levensjaren leed hij aan Parkinson en kon hij zijn mondspieren niet meer onder controle houden. Tijdens zijn laatste filmrol als antiquair in Because Of The Cats van Fons Rademakers (1973) werd de camera dusdanig opgesteld dat deze problemen onzichtbaar bleven.[26] Hij overleed twee jaar later, op 67-jarige leeftijd, te Amsterdam.